Oefentoets grammatica blok 1 en 2

Noteer de pv
Job moest zijn oma bellen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Noteer de pv
Job moest zijn oma bellen.

Slide 1 - Open vraag

Noteer het ow
De hond begraaft zijn bot.

Slide 2 - Open vraag

In welk rijtje staan splitsbare werkwoorden?
A
Verwachten, uitsparen, betalen, voorzeggen, voorzien
B
Uithalen, verwarmen, voordoen, vastmaken, nagaan
C
Uitstellen, bijslapen, doordenken, afnemen, afvallen
D
Nalaten, bijvoeren, doorgeven, opzeggen, onderstrepen

Slide 3 - Quizvraag

Noem 3 splitsbare werkwoorden

Slide 4 - Open vraag

Wat is het wwg?
Jij zit de hele tijd te lachen.
A
zit
B
zit lachen
C
zit te lachen
D
jij

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het wwg?
Wij mogen ook op zijn verjaardag komen.
A
mogen
B
mogen komen
C
wij
D
zijn verjaardag

Slide 6 - Quizvraag

welke 3 werkwoordsvormen kennen we?

Slide 7 - Open vraag

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 8 - Quizvraag

De hond loopt kreupel
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 11 - Quizvraag

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Wij gingen brood kopen.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 14 - Quizvraag

Mag ik jouw passer lenen?
ik=
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Koen waste de auto.
de auto =
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

De timmerman zaagt de planken.
de planken =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

De vissen zwommen in een te kleine kom.
in een te kleine kom =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
overig zinsdeel

Slide 18 - Quizvraag

Carlijn deelde de proefwerkblaadjes uit.
Carlijn =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
overig zinsdeel

Slide 19 - Quizvraag