Literatuur: Les 5. 17e-eeuws toneel in noord en zuid

Literatuur
Les 5
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Literatuur
Les 5

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige lessen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noemen we rijm waarbij het laatste woord van een regel rijmt op het laatste woord van de volgende regel?
A
eindrijm
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 3 - Quizvraag

Welke van de onderstaande talen is geen Germaanse taal?
A
Nederlands
B
Engels
C
Frans
D
Duits

Slide 4 - Quizvraag


Wie bedoelden rederijkers met de 'prins'?
A
de penningmeester
B
de voorzitter
C
de secretaris
D
de vice-voorzitter

Slide 5 - Quizvraag

In welk jaar is de tekst 'hebban olla vogala' geschreven?
A
Omstreeks 600
B
Omstreeks 800
C
Omstreeks 900
D
Omstreeks 1100

Slide 6 - Quizvraag

Uit weke bevolkingslaag kwamen rederijkers?
A
adel
B
burgers
C
boeren
D
geestelijken

Slide 7 - Quizvraag

ca. 800
ca. 900

ca. 1100

Beowulf
Hildebrandslied
Chanson de Roland
Hebban olla vogala

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe noemen we rijm waarbij alle woorden van een regel rijmen op alle woorden van de volgende regel?
A
aldicht
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan moest je voldoen om toegelaten te worden tot een rederijkerskamer?
A
Een geestelijke zijn
B
Van adel zijn
C
Goede taalbeheersing hebben
D
Rijk zijn

Slide 10 - Quizvraag

Waar werden hoofse romans voornamelijk voor gebruikt?
A
Om correct gedrag te propageren
B
Om jonge ridders gevechtstechnieken aan te leren
C
Om mannen te leren hoe ze met vrouwen om moesten gaan
D
Om vorsten te laten zien hoe ze met hun ridders moesten omgaan

Slide 11 - Quizvraag


Hoe noem je een gedicht waarvan de eerste letters van de versregels een naam vormen?
A
rondeel
B
sonnet
C
acrostichon
D
retrogade

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen onderwerp van landjuwelen?
A
kerk
B
overheid
C
moraal
D
bourgeoisie

Slide 13 - Quizvraag

Welke element komt niet voor in een Arturroman?
A
een hofdag
B
een queeste
C
een gevecht/oorlog
D
hoofse liefde

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we rijm waarbij het laatste woord van een regel rijmt op het eerste woord van de volgende regel?
A
eindrijm
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 15 - Quizvraag

Een landjuweel is een wedstrijd tussen:
A
rederijkers uit verschillende landen
B
rederijkers uit verschillende steden
C
rederijkerijen uit verschillende landen
D
rederijkerijen uit verschillende steden

Slide 16 - Quizvraag

'Hebban olla vogala' is:
A
een stukje vertaling van een boek in het Latijn
B
een stukje vertaling van een boek in het Oud Engels
C
een stukje uit een liefdesversje in het Latijn
D
een stukje uit een liefdesversje in het Vlaams

Slide 17 - Quizvraag

Wat waren de twee belangrijkste functies van ridderliteratuur?
A
amuseren en goede voorbeeld geven
B
goede voorbeeld geven en waarschuwen
C
verzorgd taalgebruik tonen en amuseren
D
waarschuwen en verzorgd taalgebruik tonen

Slide 18 - Quizvraag

Waaraan moest je voldoen om toegelaten te worden tot een rederijkerskamer?
A
een geestelijke zijn
B
belezen zijn
C
van adel zijn
D
rijk zijn

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noemen we rijm waarbij het laatste twee woorden van een regel rijmt op de laatste twee woorden van de volgende regel?
A
eindrijm
B
beginrijm
C
dubbelrijm
D
kettingrijm

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN onderwerp uit de Karelromans?
A
hoofsheid
B
geweld
C
oorlog
D
gevechten

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemen we een gedicht dat je probleemloos van voren naar achteren kunt lezen?
A
aldicht
B
rondeel
C
sonnet
D
retrogade

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort niet thuis in een Arturroman?
A
hoofse liefde
B
toernooien
C
gevechten tussen burgers en adel
D
tweegevechten

Slide 23 - Quizvraag

17e-eeuws toneel in noord en zuid
  • Aan het begin van de 17e eeuw waren er twee rederijkerskamers in Amsterdam. De ene was D'Eglantier (de Oude Kamer), de andere was Het Wit Lavendel (de Nieuwe Kamer.) G.A. Bredero en P.C. Hooft begonnen beide bij D'Eglantier.

  • In 1617 richtte Samuel Coster een nieuwe kamer op: De Nederduytsche Academie. Hij wilde wat minder traditioneel zijn dan de twee andere kamers. Bredero en Hooft lieten al snel hun stukken in deze Academie opvoeren.

  • De volgende stap in deze ontwikkeling was de oprichting van de Amsterdamse Schouwburg in 1637. Het werd geopend met een toneelstuk van Joost van de Vondel, Gysbreght van Aemstel. In 1665 werd de nieuwe schouwburg geopend, twee keer zo groot als de vorige! De oprichters waren Hooft, Bredero en Coster.

  • Rederijkerstoneel verandert mee: van duidelijke lessen (in monologen) naar het tonen van gedrag in het renaissancetoneel.

  • Het renaissancetoneel gaf de maatschappij een spiegel: Het liet zien hoe mensen gedreven werden door wellust, hebzucht, hartstochten en menselijke driften. Acteurs representeerden menselijke deugden of ondeugden.

Slide 24 - Tekstslide

17e-eeuws toneel in noord en zuid
Het 'noorden':
  • D'Eglantier werd de 'oude' kamer genoemd omdat een club van 'echte' Amsterdammers was, geboren en getogen.
       Vluchtelingen uit het zuiden richtten ook een kamer op, die kreeg als bijnaam de 'Brabantse', een verwijzing naar de                             herkomst van de leden. De echte naam was Het Wit Lavendel. Joost van den Vondel begon in deze kamer.
  • Tot 1619 was echter een ander lid vooraanstaand: Abraham de Koning, schreef negen toneelstukken.
  • Vanaf ongeveer 1610 werden er stukken opgevoerd waarvoor men moest betalen. Een deel van de opbrengst ging stedelijke liefdadigheidsinstellingen.

Het 'zuiden":
  • Antwerpse theaters kenden hun Gouden Eeuw in de 16e eeuw. Er was geen geld voor een grote schouwburg.
  • Rederijkerskamer: De Violieren, later De Olijftak. 
  • In 1709 richtten aalmoezeniers (mensen die zich bezighielden met de zorg voor armen) een echte schouwburg op in Antwerpen. 

Slide 25 - Tekstslide





De Schouwburg is voor ’t oor en oog van ’t volk gesticht.
Men leert hun door het spel huisnutte schranderheden.
Zij wraakt de trouwloosheid en roemt de burgerplicht.
Welsprekendheid heeft macht om’t hart als was te kneden.
Zo wordt het brein deurzult in deugd en wijs beleid.
De Laster brult vergeefs om ’t Schouwtoneel te schennen,
’t ontdekt het aards bedrog en haar onzekerheid.
Toneelspel leert het volk hun ijdelheden kennen.


Jan Vos (1610-1667) 
Lid van directie van de Amsterdamse Schouwburg

Slide 26 - Tekstslide



De Schouwburg is opgericht om de gewone mensen te laten luisteren en kijken.
Men leert hen met het spel wijze lessen voor het dagelijks leven.
De Schouwburg straft trouweloosheid en prijst burgers die hun plicht doen.
De welsprekendheid kan het hart kneden als was.
Zo wordt het verstand doortrokken met deugd en een wijs leven.
De Laster roept tevergeefs beledigingen tegen de toneelstukken,
die de bedrieglijkheid en de wisselvalligheid van de aardse dingen laten zien.
Toneelspel toont aan het volk zijn dwaze verlangens.

Slide 27 - Tekstslide

Eerste vrouw als actrice

Ariana Nozeman (ook Noseman of Nooseman), geboren als Ariana van den Bergh (Middelburg, 1626/1628 - begraven te Amsterdam, 7 december 1661) was de eerste beroepstoneelspeelster bij de Amsterdamse Schouwburg van Van Campen. Zij maakte haar debuut in 1655 in het treurspel 'Onvergelijkelijke Ariana'.


Schilderij van Rembrandt uit 1655: Ariana als Badeloch in Vondel's Gysbreght van Aemstel.

Slide 28 - Tekstslide

Emblematiek
  • In de 16e eeuw kwam de emblematiek in ontwikkeling in Europa. Een embleem was de uitbeelding van een algemene waarheid of les. 
  • Een embleem had een drieledige vorm: een motto (opschrift), een pictura (afbeelding) en een subscriptio (bijschrift of uitleg). Het bijschrift of uitleg verleende aan een motto een diepere betekenis.
  • Voor het publiek was het een uitdaging om de relatie tussen het motto en de pictura te ontraadselen voordat de subscriptio werd gelezen. In dit opzicht paste de emblematiek goed in de renaissanceliteratuur.
  • Onderwerpen waren vaak humanistische motieven waarbij verwezen werd naar mythologie of geschiedenis, maar al snel ook alledaagse gebeurtenissen of onderwerpen.
  • Belangrijke embleembundel was die van Roemer Visscher: Sinnepoppen. Hierin werden alledaagse dingen handelingen of dingen gebruikt om betekenissen en lessen over te dragen.
  • Andere bundel was van P.C. Hooft: Emblemata Amatoria, waarin de liefde centraal staat.
  • De bundel van Jacob Cats waren ook zeer populair: Sinne- en Minnebeelden bijvoorbeeld. Hierin gaf hij zakelijke adviezen om een huwelijkspartner te vinden.

Slide 29 - Tekstslide



Cupido leert het spel dat Holland heeft gevonden,
Hij proeft te gaan op ’t ijs, hij heeft twee schaatsen aan.
Hij heeft twee ijzers scherp aan zijne voet gebonden,
Daar mede dat hij meijnt, op ’t water vast te staan.
Het ijs van zelfs is glad, de ijzers glad daartegen,
men valt zeer lichtlijk daarop of ook daarin.
Met vrijen gaat alzo: die niet en is te degen
geslepen op het werk, die duizelt in de min.

Slide 30 - Tekstslide

Ni spirat immota [=Zonder wind geen beweging]

Hetgeen dat mij verheugt, moet ik van buiten halen;
hetgeen dat mij beweegt, moet van een ander dalen,
of anders sta ik stil. Ik moet wel stille staan.
O, dat de wind eens kwam; dan kon ik weder gaan.
Dat hare adem slechts (de oorsprong van mijn leven)
uit hare blijde mond een windeke wou geven
op mijn beladen hart, tenminste van opzij.
Nu ben ik zonder haar, nu ben ik zonder mij.

Slide 31 - Tekstslide

Exonerat et arcet

De sluis loost en houdt tegen

De kracht van de sluizen is bij weinig volken bekend, maar de Hollanders hebben bijna al hun land van dit bouwsel in leen, wat zonder de hulp van de sluis weinig of niets waard zou zijn. Want hij laat het hoge water weglopen en verhindert dat het schadelijke water terugkomt. Daarom is het een wonder dat de eenvoudige Hollanders van de uitvinder geen heilige gemaakt hebben en zijn naam niet met gouden letters bovenaan in het gebedenboek hebben geschreven. Een sluis heeft dezelfde betekenis als een dapper vorst, die met rechtspraak het land zuivert van boeven, zodat de inwoners die wel deugdzaam zijn een nog beter leven krijgen.

R.Visscher

Slide 32 - Tekstslide






EEN bijl of ander yseren instrument, 
soo dat niet ghebruickt en wordt, 
hoe glat dat het zy, sal haest verroesten: 
desghelijcks gaet het oock met veel kloecke verstanden, 
als de sulcke haer begheven tot ledigheydt, 
soo verliesen zy alle haer verstant en vernuftigheydt.


Slide 33 - Tekstslide

Van welke rederijkerskamer was Bredero lid?
A
Het Wit Lavendel
B
De Violieren
C
De Olijftak
D
D'Eglentier

Slide 34 - Quizvraag

Wie was één van de oprichters van de Amsterdamse Schouwburg?
A
J. Vondel
B
S. Coster
C
R. Visscher
D
A. De Koning

Slide 35 - Quizvraag

Welke rederijkerskamer zat in Antwerpen?
A
D'Eglentier
B
Het Wit Lavendel
C
De Violieren
D
De Rode Roos

Slide 36 - Quizvraag

Welke kamer werd bedoeld met de Oude Kamer?
A
D'Eglentier
B
Het Wit Lavendel
C
De Nederduytsche Academie
D
De Violieren

Slide 37 - Quizvraag

Welke twee doelen had toneel in de 17e eeuw?

Slide 38 - Open vraag