In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2
Gelijkvormigheid
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Jan heeft een tekening van zijn huis gemaakt. De schaal is 1:18. Van de woonkamer is een muur 4,95 meter lang. Hoeveel cm is deze muur in de tekening?
A
0,275 cm
B
2,75 cm
C
27,5 cm
D
89,1 cm
Slide 4 - Quizvraag
Bereken de oppervlakte van rechthoek PQRS
A
25cm2
B
50cm2
C
100cm2
D
100cm
Slide 5 - Quizvraag
Bereken de oppervlakte van driehoek PQR
A
25cm2
B
50cm2
C
100cm2
Slide 6 - Quizvraag
Herhaling: Verhoudingtabellen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Menno koopt een stuk kaas van 756 gram. Hij betaalt hier €5,15 voor.
Hoeveel gram kaas kan hij maximaal kopen voor €10,-?
A
1467 gram
B
1468 gram
C
1470 gram
D
68 gram
Slide 9 - Quizvraag
Hiernaast zie je een schaaltekening van een vijfhoekig speelpleintje. In werkelijkheid zijn alle zijden van het pleintje 9,5 meter lang. In de tekening zijn de zijden 25 mm lang.
Op welke schaal is deze tekening gemaakt?
A
1:380
B
1:38
C
1:3,8
D
1:2,6
Slide 10 - Quizvraag
2-2 Vergroten
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Video uitleg 2.2 Vergrotingen
Slide 13 - Tekstslide
Driehoek UVW is een vergroting van driehoek DEF. Welke factor hoort bij deze vergroting?
A
0.8
B
1,25
C
45
D
54
Slide 14 - Quizvraag
Driehoek DEF is een vergroting van driehoek UVW
Welke factor hoort bij deze vergroting?
A
0.8
B
1,25
C
45
D
54
Slide 15 - Quizvraag
4-2 Rekenen met de factor
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Video uitleg 2-3 Rekenen met de factor
Slide 18 - Tekstslide
Foto 1 heeft een breedte van 5,5 cm en een hoogte van 3 cm. Foto 2 is een vergroting met een hoogte van 24 mm.
Bereken de breedte van foto 2.
A
44 mm
B
44 cm
C
13,09 mm
D
13,09 cm
Slide 19 - Quizvraag
Foto 1 heeft een breedte van 5,5 cm en een hoogte van 3 cm.
Elmar laat de foto vergroten tot een poster. De poster wordt 132 cm breed. Hoe hoog wordt de poster?
A
242 cm
B
7,2 cm
C
72 cm
D
44 cm
Slide 20 - Quizvraag
Driehoek FGH is een vergroting van driehoek KLM.
Bereken de lengte van zijde KM en de lengte van zijde FG1
A
KM = 7,2 cm
FG = 6,525 cm
B
KM = 7,02 cm
FG = 6,69 cm
C
FG= 6,75 cm
KM= 6,96 cm
D
KM = 7,83 cm
FG = 10,44 cm
Slide 21 - Quizvraag
4-3 Gelijkvormige figuren
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
video uitleg 2-4 Gelijkvormige figuren
Slide 25 - Tekstslide
Hiernaast zie je rechthoek ABCD en EFGH.
Zijn deze twee rechthoeken gelijkvormig?
A
ja, met de factor 1,6
B
ja, met de factor 1,7
C
ja, met de factor 1 2/3
D
nee, ze zijn niet gelijkvormig
Slide 26 - Quizvraag
Bereken en
∠S
∠V
A
∠S=79°en∠V=83°
B
∠S=83°en∠V=79°
Slide 27 - Quizvraag
4-4 Rekenen met gelijkvormigheid
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
video uitleg 2-5 Rekenen met gelijkvormigheid
Slide 31 - Tekstslide
Driehoek PQR en driehoek STU zijn gelijkvormig.
Bereken de lengte van zijde ST en de lengte van zijde PQ
A
ST = 12,5
PQ= 7,56
B
ST = 7,56
PQ= 12,5
C
ST = 11,8125
PQ = 5,12
D
ST = 11,88
PQ = 5,09
Slide 32 - Quizvraag
In de figuur is driehoek ABC gelijkvormig met driehoek ADE. De oppervlakte van driehoek ABC is