Examenvoorbereiding - Oefentoets 1 - Meerkeuzevragen

Examenvoorbereiding
Irene Oosterwijk / Rinske Hokwerda
Oefentoets 1 
Toetsen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding
Irene Oosterwijk / Rinske Hokwerda
Oefentoets 1 
Toetsen

Slide 1 - Tekstslide

Vooraf
Deze oefentoets bestaat uit 24 meerkeuzevragen.
Als je 15 vragen goed hebt, heb je een 5,5 

Heel veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

De organisatie waar Ben werkt als marktonderzoeker, had het afgelopen jaar tot doel gesteld 12% meer omzet via de website te genereren. Er was hier sprake van een:
A
Operationele doelstelling
B
Tactische doelstelling
C
Strategische doelstelling
D
Marketing doelstelling

Slide 3 - Quizvraag

Marieke is marktonderzoeker. Het laatste jaar is de omzet bij een bepaalde groep van de keyaccounts sterk afgenomen. Marieke heeft dit probleem zo duidelijk mogelijk omschreven. Marieke heeft nog geen idee wat de oorzaak van het probleem is.
Wat is de eerstvolgende stap in het onderzoeksproces die ze nu moet zetten?
A
Afwegen van kosten en opbrengsten gegevensverzameling
B
Analyseren van beschikbare gegevens
C
Bepalen van de onderzoeksmethode
D
Vaststellen van de informatiebehoefte

Slide 4 - Quizvraag

Marieke merkt dat de omzet bij keyaccounts is afgenomen. Ze heeft hiervoor geen directe verklaring. Ze besluit om een paar oriënterende gesprekken te voeren bij de keyaccounts om er achter te komen wat de oorzaak is van de teruglopende omzet. Uit gesprekken komt een aantal mogelijke factoren naar voren.
Van welk soort onderzoek is dit een voorbeeld?
A
Kwalitatief marktonderzoek
B
Haalbaarheidsonderzoek
C
Koopgedraganalyse
D
Productonderzoek

Slide 5 - Quizvraag

Welke van de volgende beweringen is juist?

I Bij deskreserach maak je gebruik van secundaire gegevens.
II Secundaire gegevens kun je zowel intern als extern vinden.
A
Alleen bewering I is juist.
B
Alleen bewering II is juist.
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Welke enquete-vorm heeft als kenmerken volledig persoonlijk contact, volledig controleerbare situatie door de ondervrager en een redelijke respons?
A
Mondeling
B
Online
C
Schriftelijk
D
Telefonisch

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor kenmerkt een langetermijnplanning zich?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
Grote globale lijnen
B
Kwalitatieve informatie die extern verkregen wordt
C
Kwantitatieve informatie
D
Onzekere informatie

Slide 8 - Quizvraag

Een producent van diervoeding wil zijn omzet van een bepaald merk kattenvoer vergroten. De producent besluit een actie te beginnen met vijf blikjes voer voor de prijs van drie.

Van welke strategie van Ansoff is dit een voorbeeld?

A
Diversificatie
B
Marktontwikkeling
C
Marktpenetratie
D
Productontwikkeling

Slide 9 - Quizvraag

De meso-omgeving kun je verdelen in marktpartijen en publieksgroepen.

Wat is een publieksgroep?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
Afnemers
B
Media
C
Financiers
D
Handelsschakels

Slide 10 - Quizvraag

Peggy’s bedrijf ontwikkelt al ruim vijftig jaar lijm en kitten. Het bedrijf is al geruime tijd marktleider op het gebied van speciaallijmen en wand- en vloerlijmen. De markt voor deze producten is stabiel en de concurrentie is klein. De kosten voor ontwikkeling en verbetering van het product zijn al ruimschoots terugverdiend.

Van welke soort product is hier volgens de BCG-matrix sprake?

A
Cashcow
B
Dog
C
Star
D
Question mark

Slide 11 - Quizvraag

Marks bedrijf heeft onlangs een nieuw speciaalbier ontwikkeld. De
marketingcampagne om het product onder de aandacht te brengen richt zich in het bijzonder op hoogopgeleide vrouwen, tussen de 25 t/m 45 jaar, die houden van kunst en film.

Welke segmentatiecriteria worden in dit voorbeeld toegepast?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
Demografische criteria
B
Geografische criteria
C
Psychografische criteria
D
Socio-economsche criteria

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een ongedifferentieerde marktstrategie?
A
Automerk Rolls-Royce
B
Haute couture Viktor en Rolf
C
Verschillende soorten bieren van Grolsch
D
Winkels van Zeeman en Aldi

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste inkoopstrategie bij strategische producten?
A
Groot inkopen en geen langetermijncontracten aangaan
B
Streven naar een langdurige samenwerking met de leverancier
C
Veiligstellen van de levering of op zoek gaan naar een alternatieve leverancier
D
Zorgen voor een standaardbestelprocedure bij een leverancier met een groot assortiment

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een C-merk?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
Geen reclame
B
Overal verkrijgbaar
C
Zeer lage prijs
D
Niet of nauwelijks bekend

Slide 15 - Quizvraag

Wat geldt voor de volgende beweringen?

I Hoe verder een artikel in de bedrijfskolom, hoe minder toegevoegde waarde.

II Hoe verder een artikel in de bedrijfskolom, hoe hoger de prijs.
A
Alleen bewering I is juist
B
Alleen bewering II is juist.
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Beide beweringen zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Werenfried brengt een nieuw soort steigerhouten bankje op de markt. Er zijn
meerdere aanbieders met vergelijkbare bankjes. Omdat het bankje vervaardigd is van zeer duurzaam geïmpregneerd hout en ook het smeedijzeren onderstel van hoogwaardig kwalitatief materiaal is, besluit Werenfried om bewust aanzienlijk boven de verkoopprijs van zijn concurrenten te gaan zitten.
Welke prijsstellingsmethode wordt hier gehanteerd?

A
Going rate pricing
B
Me too pricing
C
Premium pricing
D
Staying out pricing

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke prijsstrategie wordt gekozen voor een lage introductieprijs, waarmee de consument tot een probeeraankoop wordt bewogen?
A
Afroomprijsstrategie
B
Backward prijsstrategie
C
Penetratieprijsstrategie
D
Prijsdiscriminatiestrategie

Slide 18 - Quizvraag

Welke schakels maken onderdeel uit van de distributieketen?

Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
Collecterende groothandel
B
Detailhandel
C
Distribuerende groothandel
D
Oerproducent

Slide 19 - Quizvraag

Een producent van meubels levert zowel aan de groothandel als rechtstreeks aan de klant met een eigen webshop.

Welk type channeling wordt hier toegepast?
A
Crosschanneling
B
Monochanneling
C
Multichanneling
D
Omnichanneling

Slide 20 - Quizvraag

Op een bloemenveiling komt het aanbod van een groot aantal kwekers tegenover de vraag van een heleboel bloemverkopers te staan. Op basis daarvan wordt dagelijks de prijs bepaald.

Van welk marktvorm is dit een voorbeeld?
A
Heterogeen oligopolie
B
Homogeen oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volledige mededinging

Slide 21 - Quizvraag

Een bedrijfskolom bestaat uit verschillende schakels.

Wat is de laatste schakel?
A
Detailhandel
B
Groothandel
C
Oerproducent
D
Consument

Slide 22 - Quizvraag

Frits werkt als commercieel medewerker bij een bedrijf dat suikerbieten verwerkt tot suiker.

In welke sector is Frits werkzaam?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 23 - Quizvraag

Een horecagroothandel, besluit meerdere delicatessezaken te openen, waar men rechtstreeks aan consumenten gaat leveren.
Hoe wordt deze beweging in de bedrijfskolom ook wel genoemd?
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 24 - Quizvraag

Van welke marktvorm is de bloemenveiling een voorbeeld?
A
Homogeen oligopolie
B
Heterogeen oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volledige mededinging

Slide 25 - Quizvraag

E-commerce en e-business nemen een steeds belangrijkere rol in de internationale handel in.
Wat geldt voor de volgende beweringen over deze begrippen?

I E-commerce is smaller dan E-business.
II Een voorbeeld van E-commerce is personeel werven via internet.
A
Alleen bewering I is juist
B
Alleen bewering II is juist
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van de maatschappelijke functie van handel?
A
Keuze
B
Kwaliteit
C
Service
D
Werkgelegenheid

Slide 27 - Quizvraag

Hoe worden winkels als Intratuin en de Vrijbuiter genoemd?
A
Convenience store
B
Megastore
C
Outletstore
D
Hypermarkt

Slide 28 - Quizvraag