Par 3.1 Overleven in Europa

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Straat van Gibraltar
Suezkanaal
Rode Zee
Bosporus
Zwarte Zee

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De middellandse zee
A
is op 3 plaatsen toegankelijk voor zeeschepen
B
is op 1 plaats toegankelijk voor zeeschepen
C
is niet toegankelijk voor zeeschepen

Slide 7 - Quizvraag

De middellandse zee staat in verbinding met
A
de stille oceaan en de rode zee
B
de Atlantische oceaan, de rode zee en de zwarte zee
C
de zwarte zee, de golf van Mexico en de Atlantische oceaan
D
de zwarte zee, de rode zee en de Arabische zee

Slide 8 - Quizvraag

De Atlantische zee is toegankelijk via
A
de straat van Gibraltar
B
het Suez kanaal
C
de Bosporus
D
het Panamakanaal

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De water van de Middellandse zee is erg zout omdat
A
het water in dit gebied een andere samenstelling heeft
B
het water een hoge temperatuur heeft waardoor er veel verdamping is
C
het water een lage temperatuur heeft waardoor er weinig verdamping is

Slide 15 - Quizvraag

In de Middellandse zee verdampt er meer water dan er door neerslag en rivieren wordt aangevuld
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In de Middellandse zee verdampt er meer water dan er aangevuld. Kies het juiste antwoord
A
Hierdoor daalt het waterpeil in de Middellandse zee
B
het waterpeil daalt niet omdat vanuit andere zeeën water naar binnen stroomt

Slide 17 - Quizvraag

Water met een hoge dichtheid is zwaar en zakt naar beneden. De dichtheid van water wordt bepaald door
A
temperatuur en vochtigheid
B
het gesteente en het zoutgehalte
C
de temperatuur en het zoutgehalte

Slide 18 - Quizvraag

Het zoutgehalte is het hoogste in
A
het oosten
B
het westen
C
het zoutgehalte is overal gelijk

Slide 19 - Quizvraag

In het oosten is het warmer waardoor er meer verdamping is (en het water dus zouter)
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

In het oosten is er minder verversing van het water (minder instroom vanuit andere wateren) waardoor het water zouter is
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Hoe dieper
A
hoe kouder het water
B
hoe warmer het water

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

- veel verdamping van zeewater
- weinig aanvoer van rivierwater
- meer aanvoer van zeewater en oceaanwater

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Water met een hogere temperatuur en een hoger zoutgehalte - hogere dichtheid en zwaarder, zakt eerder naar de diepte dan water met een lagere dichtheid. 

Slide 30 - Tekstslide

De middellandse zee is zouter dan de Atlantische oceaan
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Mediterrane vegetatie 
Loofbomen: verliezen hun blad niet, lange wortels, klein blad
Bladverliezende struiken: bloeien het voorjaar overleven daarna de zomerdroogte in de ‘ruststand’
De maquis: dicht opeenstaand moeilijk doordringbaar manshoog doornachtig struikgewas met harde, altijd groene bladeren.

Slide 34 - Tekstslide

Het mediterraanse klimaat wordt gekenmerkt door
A
warme natte zomers
B
warme droge winters
C
warme droge zomers
D
koude droge winters

Slide 35 - Quizvraag

De natuurlijk vegetatie bestaat uit:

A
1. bladverliezende struiken 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
B
1. varens 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
C
1.regenwouden 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. manshoog doornachtig struikgewas (maquis)
D
1. bladverliezende struiken 2. niet bladverliezende vegetatie met lange wortels en kleine bladeren 3. naaldbomen

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Transhumance = veetrek is de verticale verplaatsing van vee, typisch voor hoger gelegen weiden in de zomer en lager gelegen dalen in de winter. 
De boeren wonen in principe permanent in dalen, in vaste huizen. Alleen de kudden en hun directe verzorgers verplaatsen zich.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

In het mediterrane gebied wordt voornamelijk
A
aan akkerbouw gedaan (en tegenwoordig ook veel tuinbouw)
B
aan veeteelt gedaan
C
aan zowel akkerbouw als veeteelt gedaan

Slide 49 - Quizvraag

Een nadeel van droge akkerbouw is
A
dat het erg arbeidsintensief is
B
dat er een twee- of driejarige cyclus is en de grond dus vaak braak ligt
C
dat er irrigatie nodig is om voldoende opbrengst te krijgen

Slide 50 - Quizvraag

Een voordeel van irrigatielandbouw is
A
dat er veel kapitaal voor nodig is
B
dat er weinig kennis voor nodig is
C
dat het weinig ruimte in beslag neemt
D
dat er mee gewassen geteeld kunnen worden en dat er meer oogsten mogelijk zijn

Slide 51 - Quizvraag

Een nadeel van irrigatielandbouw is
A
dat je erg afhankelijk bent van het klimaat
B
dat er een groter risico is op het mislukken van oogsten
C
dat het zeer kapitaal- en arbeidsintensief is

Slide 52 - Quizvraag

Veeteelt is in het Middellands zeegebied van geringe betekenis
A
juist
B
onjuist

Slide 53 - Quizvraag

In berggebieden wordt er aan transhumance gedaan. Deze vorm van veeteelt neemt echter aan betekenis af
A
juist
B
onjuist

Slide 54 - Quizvraag