Les 3t, bespreken oefentoets zinsdelen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Tekstslide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Tekstslide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 4 - Open vraag

Welkom
Pak je 
 je schrift of een blaadje
met je oefentoets voor en je pen. 
We gaan de oefentoets Zinsdelen nakijken.  
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag

  • Nakijken proeftoets 
  • Stellen van vragen en gelegenheid voor extra uitleg 
  • Oefenen cambiumned 

  • Evaluatie 

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica - zinsdeelontleding 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 

Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.   

Slide 8 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 1 

Slide 9 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 2 
0,5 per goed antwoord 

Slide 10 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 2 

Slide 11 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 2 

Slide 12 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 3 

Slide 13 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 4 

Slide 14 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 4 

Slide 15 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 4 

Slide 16 - Tekstslide

Oefentoets opdracht 4 

Slide 17 - Tekstslide

Punten oefentoets  
32 = 10                             Tel je punten op en bereken je cijfer. 
30 = 8,9
28 = 7,9
26 = 7,3
24 = 6,8
22 = 6,2
20 = 5,6 
18 = 5,1
16 = 4,5   14 = 3,9 12 = 3,4 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe is het gegaan? 
Kijk de theorie over de verschillende zinsdelen na. 
Oefen op Cambiumned met zinsdelen:


Morgen (vrijdag) is de toets over zinsdelen. 
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Heb je nog                      vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 3 en 5 op blz 30/31. Dat is ook het huiswerk.
Kijk antwoorden Taalverzorging H2 na, staat op Magister bij les van vrijdag. 
 



timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Heb je nog                      vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Theorie (pv - wwg - ond)
pv = persoonsvorm
Zet de zin in een andere tijd --> pv verandert mee.
Hij heeft honger --> Hij had honger.
wwg = werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden uit de zin.
- Soms is hij gesplitst: De oma loopt niet door.
- 'te' hoort er ook bij: Hij zit altijd te praten.
- Moet goed klinken.
ond = onderwerp
Wie/wat + wwg? 
Waarom heeft de kleuter nooit gelogen? 
(wie/wat heeft gelogen? = de kleuter)

Slide 23 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.| Ik | pluk | de appels.
          o.      wg.         lv
- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 24 - Tekstslide

5. Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.( Ik )| (pluk) | de appels.

- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 25 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv

Als er geen lv in de zin staat, staat er ook geen mv in.

Mijn moeder / geeft / een cadeau  / aan mijn vader.
       ond                wwg            lv                           mv

Slide 26 - Tekstslide

zo vind je het meewerkend voorwerp
1  Noteer pv, ow, wg en lv
2 Stel de vraag: aan wie + wg + ow + lv
3 Controleer of je aan weg kunt laten.

       De leerling heeft een vraag aan de docent gesteld.

Slide 27 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Als je de zin tot nu toe goed hebt ontleed, is alles wat overblijft bwb.

Het kan dus zijn dat je geen bwb hebt, maar ook dat je 10 bwb's hebt.

Slide 28 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
  • Mogelijk meerdere in een zin!
  • Geeft antwoord op vragen als: waar / wanneer / hoe / waarom / etc.
  • Ook vraagwoordjes zelf zijn een BWB.
  • Ook kleine zinsdelen als: niet / altijd / ook / misschien / etc. zijn een BWB.
  • Overgebleven zinsdelen. 

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?
Aan het einde van deze les:  
  • Je weet hoe je de persoonsvorm moet spellen.     
  • Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 
  • Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.                                


Slide 30 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Huiswerk
H2 - TAALVERZORGING 

Maken opdracht 1 t/m 5 op blz 60/61


Slide 32 - Tekstslide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 33 - Tekstslide

Opdracht: ontdek de persoonsvormen 
en noteer die per zin. 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




timer
6:00

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




Slide 35 - Tekstslide

Van enkelvoudige naar 
samengestelde zinnen
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)

Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes. 
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord en). 

Slide 36 - Tekstslide

Van enkelvoudige 
naar samengestelde zinnen
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)
Ik ga naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord want). 

Slide 37 - Tekstslide

Lesdoelen:
Aan het einde van deze les:
  • Ik kan  het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen.
  • Ik weet wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken.
  • Ik heb  geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 38 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 39 - Open vraag