Les 1 Periode 2

timer
3:00
  • Op je plek zitten.
  • Telefoon in het Zakkie.
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond.
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui.
¡HOLA!        STARTKLAAR
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

timer
3:00
  • Op je plek zitten.
  • Telefoon in het Zakkie.
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond.
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui.
¡HOLA!        STARTKLAAR

Slide 1 - Tekstslide

Días de la semana:

LUNES 
MARTES 
MIÉRCOLES
JUEVES
VIERNES
SÁBADO
DOMINGO

Slide 2 - Tekstslide

WAT IS DE PLAN VOOR DE VOLGENDE PERIODE?

SPREEKVARDIGHEID, BESCHRIVING AFBEELDINGEN
INLEVERDATUM: 19 MAART

UNIDAD 3 Y 4

WOORDENSCHAT: VERKORTE WOORDENLIJST

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMATICA
  • PRETÉRITO PERFECTO
(regelmatige werkwoorden)

  • COMPLEMENTO DIRECTO (lijdend voorwerp en de voornaamwoorden; lo, la, los, las)

  • PRETÉRITO IMPERFECTO

Slide 4 - Tekstslide

                                              GUSTAR

A mí,                                    Me
A tí,                                       Te
A él/ella,                               Le

A nosotros/nosotras,        Nos
A vosotros/vosotras,         Os
A ellos/ellas,                        Les

Enkelvoud
GUSTA
el básquet, la ciudad, bailar
Meervoud
GUSTAN
los animales, las plantas...

Slide 5 - Tekstslide

¿Gusta of gustan?

Me (gustar) los deportes de aventuras.
A
gusta
B
gustan

Slide 6 - Quizvraag

¿Gusta o gustan?

¿Te (gustar) ir al instituto y aprender?
A
gusta
B
gustan

Slide 7 - Quizvraag

¿Gusta of gustan?

A ella le (gustar) la biología y las matemáticas
A
gusta
B
gustan

Slide 8 - Quizvraag

¿me gusta o me gustan?

Me gusta/gustan el tenis
A
Me gusta
B
me gustan

Slide 9 - Quizvraag

¿me gusta o me gustan?

Me gusta/gustan mucho comer pizza
A
Me gusta
B
me gustan

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

haber: hebben/ zijn
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
he
has
ha
hemos
habéis
han

Slide 12 - Sleepvraag

-ar
-er
-ir
haber
yo = he
tú = has
él..= ha
nosotros = hemos
vosotros = habéis
ellos.. = han
hablado
escuchado
comido
leído
ido
salido

Slide 13 - Sleepvraag

BOEK
UNIDAD 3
40

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf twee dingen die je vandaag hebt geleerd

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

¡HASTA LA SEMANA QUE VIENE!

Slide 17 - Tekstslide