Gustar
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Met welk werkwoord kun je gustar NIET vertalen?
A
leuk vinden
B
bevallen
C
houden van
D
haten
Slide 2 - Quizvraag
Je vindt een Spaanse jongen/meisje leuk, hoe zeg je? ''Ik vind je leuk''
Slide 3 - Open vraag
Gusta of gustan past zich aan, aan....
A
het meewerkend voorwerp; de persoon die iets leuk vindt
B
het onderwerp; wie of wat er leuk wordt gevonden
Slide 4 - Quizvraag
El verbo gustar
ellos/as
yo
él/ella
nosotros/as
tú
vosotros/as
le
me
os
te
les
nos
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
A María le __________ el mar.
A
gusta
B
gustan
Slide 7 - Quizvraag
A nosotros nos __________ las vacaciones en la playa.
A
gusta
B
gustan
Slide 8 - Quizvraag
A mí me __________ ir de camping y hacer surf en Francia
A
gusta
B
gustan
Slide 9 - Quizvraag
A Juan y a Sara les __________ el centro de la ciudad.
A
gusta
B
gustan
Slide 10 - Quizvraag
A vosotros os __________ la fiesta y la siesta.
A
gusta
B
gustan
Slide 11 - Quizvraag
A ti te __________ (de groenten) en la ensalada
A
gusta
B
gustan
Slide 12 - Quizvraag
Vul het meewerkend voorwerp in: A mí ______ gusta mucho la playa en el verano
Slide 13 - Open vraag
Vul het meewerkend voorwerp in: A Juan ______ gustan las vacaciones en la montaña.
Slide 14 - Open vraag
Vul het meewerkend voorwerp in: A nosotros ______ gusta quedarnos en un hotel moderno.
Slide 15 - Open vraag
Vul het meewerkend voorwerp in: A vosotros ______ gusta ir de camping en Francia.
Slide 16 - Open vraag
Vul het meewerkend voorwerp in: A los niños ______ gustan los juegos deportivos.
Slide 17 - Open vraag
Vertaal: Wij vinden Otje8 leuk
Slide 18 - Open vraag
Vertaal: Ik vind paella lekker
Slide 19 - Open vraag
Vertaal: Jullie vinden Spaans en Engels leuk
Slide 20 - Open vraag
Vertaal: Zij vindt dansen leuk
Slide 21 - Open vraag
Vertaal: Zij vinden kaas NIET lekker
