3v-Kap5-B-C-D Konjunktionen: wann, dann, dass, ob, nachdem

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele heute:
- Lesen: ich kann einen Text verstehen= Aufgabe 4+5, Seite 14/15
- Grammatik: ich lerne Bindewörter und kann sie benutzen = Aufgabe 7, Seite 17 

Hausaufgabe: 
Aufgabe 7 machen (Seite 17);
lernen: Wörter A & Grammatik C (Seite 46)
 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Seite 15: 
Richtig oder Falsch?
Scan de tekst naar de benodigde informatie:

1 Voor het onderzoek werd naar de mening van scholieren van 8 tot 13 jaar gevraagd.
2 De populairste werkgever onder scholieren is de politie.
3 Alle autoproducenten zijn nog altijd ongekend populair als werkgever.




4 De toerismebranche staat in de top 3 van populairste branches.
5 Ten opzichte van het jaar ervoor hebben meer scholieren nog geen idee wat ze later willen gaan doen.
6 Leraren spreken het meest met de jeugd over hun beroepswensen.

Slide 4 - Tekstslide

Seite 14: 
  1. Welche Wörter kennt ihr nicht?
  2. Beantwortet jetzt die Fragen.
timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 4:

1 Plaats 2, ook het jaar ervoor.
2 De andere autoproducenten zijn minder populair geworden.
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Onderwijs, ziekenhuizen, het leger.
4 Zij vragen hun ouders.
5 (1) Overheidsdienst (publieke sector), (2) automobielindustrie, (3) handel, (4) consumptiegoederensector (detailhandel), (5) logistiek en toerisme
6 Eigen antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe 5:

  1.  einbüßen
  2.  überholen
  3.  der Zoll
  4.  der Arbeitgeber
  5.  die Marktforschung
  6.  die Beratung

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 6:

Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe 6:
Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
1 Der Laborant will uns gerne bei unserer Forschung helfen.
2 Der Praktikant darf das Gerät nicht bedienen.
3 Sie kann ab nächste Woche ein Praktikum machen.
4 Ich mag die Fächer Deutsch und Chemie.
5 Wir wollen später in Deutschland studieren.
6 Ihr müsst mehr am Projekt arbeiten.

Slide 9 - Tekstslide

Konjunktionen (=voegwoorden)
- Konjunktionen verbinden Sätze miteinander: 2 Hauptsätze oder Hauptsatz (HS = hoofdzin)und Nebensatz (NS= bijzin)
HS: Ich bin krank. 
HS: Ich bin zu Hause, (NS:) weil ich krank bin.


Slide 10 - Tekstslide

Seite 17:

Slide 11 - Tekstslide

Veel voorkomende voegwoorden:
dass = dat       (Let op: niet door elkaar halen met "das"
 ob = of      (Let op: niet door elkaar halen met "oder"! = keuze tussen 2 of meer dingen)
 wenn = als, indien  (Let op: niet door elkaar halen met "wann"! = tijdstip => Wann hast du Zeit?)
weil = omdat
nachdem = nadat
obwohl = hoewel
als = toen
bevor = voordat


Slide 12 - Tekstslide

Ich denke, ... er kommt.
A
das
B
dass
C
weil
D
denn

Slide 13 - Quizvraag

Kommst du heute ... morgen?
A
entweder
B
ob
C
oder

Slide 14 - Quizvraag

Ich habe eine gute Note, ... ich gut gelernt habe.
A
wenn
B
weil
C

Slide 15 - Quizvraag

Wo ist das Buch, ... ich gelesen habe?
A
den
B
das
C
dass
D
denen

Slide 16 - Quizvraag

... ich klein war, spielte ich gern im Sandkasten.
A
Wann
B
Als
C
Damals
D
Wenn

Slide 17 - Quizvraag

Ich komme nur, ... ihr gut für die Arbeit bezahlt.
A
als
B
wann
C
wenn
D
immer

Slide 18 - Quizvraag

Ich weiss nicht, ... das wahr ist.
A
oder
B
ob
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Vorbereitung MO:  
Hören und nachsprechen: Aufgabe 9, 10 = ONLINE machen

- Macht zu zweit Aufgabe 11+12 = Buch, Seite 19

Slide 20 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald?
- ich kann Bindewörter benutzen


😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Hausaufgabe: 
Aufgabe 7 machen (Seite 17);
lernen: Wörter A & Grammatik C (Seite 46)

Slide 22 - Tekstslide

Klassenarbeit Kapitel 3

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide