In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Construeren bij lenzen
Slide 1 - Tekstslide
Na vandaag...
- weet je wat licht doet bij een holle en een bolle lens
- kun je lichtstralen door een lens tekenen
- kun je het beeld tekenen achter een lens
- en weet je wat de vergrotingsfactor is
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen
1. Kennis vorige week herhalen
2. Lenzen op t bord tekenen
3. Vraag van weektaak maken
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen
1. Lenzen op t bord tekenen
3. Vergrotingsfactor berekenen
Slide 4 - Tekstslide
Wat kan je allemaal vertellen als licht een ander materiaal ingaat?
Slide 5 - Woordweb
Weektaak
Opdrachten: 28, 30, 31, 34, 38
Slide 6 - Tekstslide
Lichtbreking bij lenzen
Slide 7 - Tekstslide
Lenzen
Slide 8 - Tekstslide
Construeren van lenzen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
- Een lichtstraal door het optisch midden
- een lichtstraal evenwijdig aan de hoofdsas en dan door brandpunt achter de lesn
Een lichtstraal vanuit brandpunt dan achter de lens evenwijdig.
Beeld construeren
Slide 12 - Tekstslide
Welke lenzen zijn positieve lenzen? Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 13 - Quizvraag
Met sommige lenzen kun je een reëel beeld construeren. Hoeveel constructiestralen heb je ten minste nodig om een beeldpunt te vinden?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quizvraag
Voorwerp
Hoofdas
Lens
Brandpunt
Beeldpunt
Slide 15 - Sleepvraag
Met een positieve lens kun je een voorwerp afbeelden op een scherm. Dit noemen we construeren . Welke uitspraken zijn waar? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Lichtstralen door t midden gaan rechtdoor
B
Lichtstralen evenwijdig aan de optische as gaan door t brandpunt
C
Elke lichtstraal dat op een bolle lens valt noemen we divergent
D
Alle lichtstralen van één punt van het voorwerp komen samen in één punt van het beeld.
Slide 16 - Quizvraag
Met een positieve lens kun je een voorwerp afbeelden op een scherm. Je kunt zo’n beeld ook zelf construeren. Welke uitspraak is dan waar?
A
Alle lichtstralen van het voorwerp moeten door het brandpunt gaan.
B
Een lichtstraal die evenwijdig aan de hoofdas loopt, verandert niet van richting.
C
De lichtstralen van het voorwerp zijn na de lens divergent.
D
Alle lichtstralen van één punt van het voorwerp komen samen in één punt van het beeld.