Formuleren H4 verwijswoorden - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Formuleren H4

Wat gaan we doen?

- doelen Formuleren

- korte uitleg

- samen oefenen

- zelfstandig aan het werk

doel Formuleren H4

-Ik kan verwijswoorden op de juiste manier gebruiken.

verwijswoorden

-> wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is

die of dat?

-het-woorden  ->  DAT

   Zie je het vliegtuig dat daar vliegt?

-de-woorden -> DIE

    De auto die daar rijdt, is van mijn vader.

met wie of waarmee?

-Bij mensen :  met + WIE  (ook: voor wie, tegen wie, naast wie, ...)

   Dat is de jongen met wie ik iedere dag naar school fiets.

-Bij dieren/dingen:  WAAR + mee  (ook: waarvoor, waartegen,          waarnaast, ...)    

   Dat is de fiets waarmee ik naar school ben gegaan.

oefenen

Het boek ... jaren geleden voor het eerste gedrukt werd, is nog steeds actueel.

1. dat
2. die

De hond ... ik in het bos liep, is van mijn buren.

1. met wie
2. waarmee

Zie je de schepen ... daar varen?

1. die
2. dat

De leerling ... ik zit, heet Lucas.

1. waarnaast
2. naast wie

doel Formuleren H4

-Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken.

weektaak

maken: hoofdstuk 4 Formuleren (verwijswoorden): opdr 1 t/m 4

klaar? -> H1, extra opdrachten, Lezen