106

Welkom bij natuurkunde
Pak je
spullen:
Dit lesuur:
  • Korte herhaling en
      HW bespreken.               (10 min)

  • 1.5: Druk
    - Uitleg                                (15 min)
    - Voorbeeld opdrachten

  • Werken aan opdrachten (15 min)

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij natuurkunde
Pak je
spullen:
Dit lesuur:
  • Korte herhaling en
      HW bespreken.               (10 min)

  • 1.5: Druk
    - Uitleg                                (15 min)
    - Voorbeeld opdrachten

  • Werken aan opdrachten (15 min)

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Vaste katrol
Losse katrol
Het hele system van katrollen: takel.

Slide 3 - Tekstslide

spierkracht  x  aantal katroltouwen = werkkracht

Slide 4 - Tekstslide

30: Antwoord
a)  In de linker katrol hangt de last aan vier touwen (tel alléén het aantal touwen tussen de vaste en losse
katrol). De werkkracht wordt dan 
4 x 450 = 1800 N.

b) In de rechterkatrol zie je 5 touwen . De werkkracht is dan 
5 x 850 = 4250 N.

Slide 5 - Tekstslide

35: Antwoord
a) De kracht die nodig is om de verhuiskist te kunnen tillen is: 
𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ 𝑔 = 132 × 9,81 = 1295 N. 

De spierkracht van Cortessa is 442 N, dus deze moet 1295 ∶ 442 = 2,93 keer vergroot worden. Dit moet je naar boven afronden, dus 3 keer vergroot. 

De kist moet dan aan drie touwen tussen de katrollen hangen.

Slide 6 - Tekstslide

35: Antwoord
b) Helaas voor Cortessa is het touw aan de korte kant. 

Zij heeft tussen de katrollen al 3 keer 15 m touw nodig. Dit is 45 m en dan blijft er maar 5 m over om aan te trekken. Zij kan dus niet op straat blijven staan.

Het touw zou dus minimaal 60 m lang moeten zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Druk
Druk is de kracht die wordt uitgeoefend per oppervlakte
Als de kracht 2x zo groot wordt, dan wordt wordt de druk ook 2x zo groot.

Dit noemen we evenredig.
Als het oppervlakte 2x zo groot wordt, dan wordt wordt de druk ook 2x zo klein.

Dit noemen we omgekeerd evenredig.

Slide 10 - Tekstslide

Druk
p=AF
pAF
F is de kracht in Newton (N)

A is het oppervlakte in (m2) of (cm2

p is de druk in (N/m2) of ( N/cm2)



Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Leila gaat het ijs op een dichtgevroren
sloot testen. Ze weegt 60 kg. Eerst gaat
Leila op haar schoenen op het ijs staan.

a) Bereken de druk onder haar voeten.
(Elke schoenzool heeft een oppervlakte van 175cm2)

Het ijs blijft heel en ze besluit te gaan schaatsen.
b) Leg uit of de druk onder haar voeten groter of kleiner is als ze schaatsen aan heeft in plaats van schoenen.
a)
  • Gegevens: m = 60 kg
                             A = 2 x 175 = 350 cm2
  • Gevraagd  : de druk, p
  • Formules: Fz = m x g
                            p  =  F / A
  • Berekening:
       Fz = 60 x 9,81 = 588,6 N
       p = 588,6 / 350 = 1,68 N/cm2
  • Antwoord: p = 1,68 N/cm2

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Leila gaat het ijs op een dichtgevroren
sloot testen. Ze weegt 60 kg. Eerst gaat
Leila op haar schoenen op het ijs staan.

a) Bereken de druk onder haar voeten.
(Elke schoenzool heeft een oppervlakte van 175cm2)

Het ijs blijft heel en ze besluit te gaan schaatsen.
b) Leg uit of de druk onder haar voeten groter of kleiner is als ze schaatsen aan heeft in plaats van schoenen.
b)
  • Schoenen verdelen de zwaartekracht over een groter oppervlakte dan de smalle ijzers onder schaatsen.
    De druk onder haar schaatsen zal daarom veel hoger zijn dan onder haar schoenen.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 
Fahima gaat een
vogelhuisje timmeren. Ze hamert met een kracht van 185 N op de kop van de spijker. De kop van de spijker heeft een oppervlakte van 0,008 m2.  
a) Bereken de druk die Fahima op de spijker uitoefent. 
b) Op welke twee manieren kan Fahima de druk op de spijker vergroten?


a)
  • Gegevens: F = 185 N
                             A = 0,008 m2
  • Gevraagd  : de druk, p
  • Formule: p  =  F / A
  • Berekening:
       p = 185 / 0,008 = 1,48 N/m2
  • Antwoord: p = 1,48 N/m2
                             p = 1,48 Pa

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 
Fahima gaat een
vogelhuisje timmeren. Ze hamert met een kracht van 185 N op de kop van de spijker. De kop van de spijker heeft een oppervlakte van 0,008 m2.  
a) Bereken de druk die Fahima op de spijker uitoefent. 
b) Op welke twee manieren kan Fahima de druk op de spijker vergroten?


b)
  • 1: Ze kan meer kracht gebruiken tijdens het timmeren.
  • 2: Ze kan spijkers gebruiken met een kleinere kop.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maak 45, 46, 47
Schrijf steeds op:
- Gegeven
- Gevraagd
- Formule
- Berekening
- Antwoord
Huiswerk
klaar?
Maak 48 en 49
timer
8:00
  • Je werkt in je tweetal.
  • Als de timer voorbij is bespreken we de eerste set opdrachten. 

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord 45
  • Gegevens: F = 567 N
                             A = 0,27 cm2
  • Gevraagd  : de druk, p
  • Formules: p = F / A
                          
  • Berekening:
                           p = 567 / 0,27 = 2100
      
  • Antwoord: p = 2100 N / cm2

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord 46
  • Gegevens: m = 44,4 kg
                             A = 0,012 cm2
  • Gevraagd  : de druk, p
  • Formules:    Fz = m x g
                               p = F / A          
  • Berekening:
                  Fz = 44,4 x 9,81 = 435,56 N
                 p = 435,56 / 0,012 = 36297
  • Antwoord: p = 36297 N / cm2

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord 45
  • Gegevens: F = 500 N
                             p = 25 N / cm2
  • Gevraagd  : het oppervlakte, A
  • Formule: A = F / p
                          
  • Berekening:
                         A = 500 / 25 = 20
      
  • Antwoord: A = 20 cm2

Slide 21 - Tekstslide

Volgende keer:
Huiswerk:
  • Afmaken 45, 46, 47

Planning
Vandaag
1.5
ma 23 sept
Samenvatting
ma 30 sept
Oefentoets
wo 2 okt
Laatste vragen
Toets H1  
maandag 7 oktober
 
Blijf nog even zitten tot de bel gaat.

Slide 22 - Tekstslide