16 nov_les en herhaling les 26/27
1 / 31
Lesduur is: 1 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
De regels van het zwakke werkwoord gebruik je bij...
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de toekomende tijd
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een zwak werkwoord en een sterk werkwoord?
Slide 8 - Open vraag
Bij 't ex-kofschip kijk je naar de laatste letter van......
A
de stam
B
ik-vorm
Slide 9 - Quizvraag
Twijfel je? Zit de letter in 't ex-kofschip?
Nee is een ....
Nee is een ....
A
D
B
T
Slide 10 - Quizvraag
't kofschip-x
Wij wandel... in de bergen afgelopen zomer.
Wij wandel... in de bergen afgelopen zomer.
A
te
B
de
C
ten
D
den
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)
timer
1:00
Slide 19 - Open vraag
De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)
timer
1:00
Slide 20 - Open vraag
Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)
timer
1:00
Slide 21 - Open vraag
Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)
timer
1:00
Slide 22 - Open vraag
De wedstrijd is te laat _____. (starten)
timer
1:00
Slide 23 - Open vraag
In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)
timer
1:00
Slide 24 - Open vraag
We hebben gisteren worstjes _____. (braden)
timer
1:00
Slide 25 - Open vraag
Luuk heeft de bal _____. (vangen)
timer
1:00
Slide 26 - Open vraag
De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)
timer
1:00
Slide 27 - Open vraag
Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)
timer
1:00
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf de begrippen op die
in deze les zijn teruggekomen.
