(VV) 2.2 Omtrek en oppervlakte Nu rekenen 3e editie

Orientatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren
2.2 Omtrek en oppervlakte
2.3 Inhoud
2.4 Plattegronden
2.5 Schaal en schaallijn
2.6 Gemengde opdrachten
2.7 Aangezichten en doorsneden
2.8 Bouwtekeningen en uitslagen
2.9 Rekenen met schaal
2.10 Referentiematen
Hoofdstuk 2 Nu rekenen 3e editie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Orientatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren
2.2 Omtrek en oppervlakte
2.3 Inhoud
2.4 Plattegronden
2.5 Schaal en schaallijn
2.6 Gemengde opdrachten
2.7 Aangezichten en doorsneden
2.8 Bouwtekeningen en uitslagen
2.9 Rekenen met schaal
2.10 Referentiematen
Hoofdstuk 2 Nu rekenen 3e editie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de omtrek?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Leerdoelen:
  • je leert wat de begrippen omtrek en oppervlakte betekenen.
  • je leert de omtrek berekenen.
  • je leert de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omreken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Omtrek en oppervlakte
Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van lengte is ............
A
vierkante meter (m(2))
B
kubieke meter (m(3))
C
meter (m)
D
geen van allen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Omtrek
  • De eenheid van lengte is de meter.
  • De omtrek van een figuur is de lengte die je om een figuur heen meet
Omtrek is 100+50+100+50=300 meter
Hoe groot is de omtrek van dit voetbalveld?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:27
Bij de omtrek van een rechthoek tel je de lengte van alle zijden bij elkaar op.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Met welke som reken je de omtrek van deze rechthoek uit?
A
9 + 3 + 9 + 3 =
B
2 x 9 + 2 x 3 =
C
18 + 6 =
D
2 x 3 + 2 x 9 =

Slide 9 - Quizvraag

Met alle sommen bereken je het goede antwoord!
Kijk naar de afbeelding.
Wat is de omtrek van
deze driehoek?
25 cm
A
75 cm
B
62 cm
C
67 cm
D
87 cm

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:17
De diameter van een cirkel is de lengte van de rechte lijn die kan worden getrokken tussen twee punten op de cirkel en door het middelpunt hiervan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:03

π=
π=
ongeveer
A
2,14
B
2,15
C
3,14
D
3,15

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het woord diameter naar de juiste plek.
Diameter

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De omtrek van een cirkel bereken je met
A
omtrek = 3,14 x diameter
B
omtrek = 3,14 x straal

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Lengtematen omrekenen
  • 1 kilometer = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 meter ( 3 stappen dus 3 nullen erbij)
  • 1 hectometer = 1 x 10 x 10 = 100 meter (2 stappen dus 2 nullen erbij)
  • 1 meter = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 mm (  3 stappen dus 3 nullen erbij )

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel meter is 6 kilometer?

A
60
B
600
C
6000
D
60000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20 hm =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf
A
2000 m
B
20000 m
C
200 m
D
20 m

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0,25 km =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf
A
2,5 m
B
250 m
C
25 m
D
2500 m

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3,6 m =

Elke stap van groot naar klein is 1 nul erbij. Elke stap van klein naar groot is 1 nul eraf
A
36 cm
B
3600 cm
C
360 cm
D
3,6 cm

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de oppervlakte?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
  • De oppervlakte druk je uit in m². Je zegt vierkante meter.
Op dit terras passen 15 vierkante tegels van 1 × 1 m.
De oppervlakte van het terras is
lengte × breedte = 5 × 3 = 15 m2

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
De oppervlakte van de driehoek is
zijde × hoogte : 2 =
3 × 2,4 : 2 = 3,6 cm2

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 oppervlakte
  • De eenheid van oppervlakte is vierkante meter (m²)
  • De oppervlakte is een afmeting en wel de grootte van een vlak gebied

Oppervlakte is 100x50=5000 vierkante meter (m²)
Hoe groot is de oppervlakte van dit voetbalveld?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Met welke som reken je de oppervlakte van deze rechthoek uit?
A
9x3=
B
2 x 9 + 2 x 3 =
C
18 + 6 =
D
2 x 3 + 2 x 9 =

Slide 25 - Quizvraag

Met alle sommen bereken je het goede antwoord!
De eenheid van oppervlakte is ............
A
vierkante meter (m²)
B
kubieke meter (m³)
C
meter (m)
D
geen van allen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2 oppervlakte

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
De oppervlakte van eencirkel is          x straal x straal
 


π
π
= 3.14

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oppervlakte
van de cirkel
A
3,14 x 20 x 20
B
3,14 x 40 x 40
C
3,14x40
D
3,14 x20

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
De oppervlakte van een driehoek is 
lengte x breedte : 2


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
  • 1 km² = 1 000 000 dm2
  • 1 km² = 100 hm2
  • 1 hm² = 1 ha
  • 100 dm² = 1 m2
  • 10 000 cm² = 1 m2
  • 100 mm² = 1 cm2
Hoeveel hectare is de oppervlakte van een sporthal van 32 × 88 m?

oppervlakte = lengte × breedte = 32 × 88 = 2816 m2
2816 : 100 : 100 = 0,2816
De oppervlakte van de sporthal is 0,2816 ha.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
  • 1 km²  = 1 x 100 = 100 hm² ( 1 stap dus 2 nullen erbij)
  • 1 m²  = 1 x 100 x 100 = 10 000 cm² (2 stappen dus 4 nullen erbij)
  • 2,5 hm²  = 2,5 x 100 x 100 x 100 = 2 500 000 dm² (  3 stappen dus 6 nullen erbij )

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Oppervlakte
  • 4500 m² = 4500 :100:100=0,45 hm²
     ( 2 stappen dus 4 nullen eraf)
  • 323000 mm2 = 323000 : 100 :100 : 100 = 0,323 m²
    (3 stappen dus 3 nullen eraf)
  • 750 cm²  = 750 : 100 : 100 : 100 = 0,00075 dam² (  3 stappen dus 6 nullen eraf )

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 km² =

A
600 m²
B
60.000 m²
C
6000 m²
D
6.000.000 m²

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

20 hm² =

Elke stap van groot naar klein is 2 nullen erbij. Elke stap van klein naar groot is 2 nullen eraf
A
2000 m²
B
200000 m²
C
200 m²
D
20000000 m²

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 hectare =

A
1 hm²
B
1 km²
C
1 m²
D
1 dam²

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0,25 km² =

Elke stap van groot naar klein is 2 nullen erbij. Elke stap van klein naar groot is 2 nullen eraf
A
25000 m²
B
250000 m²
C
250 m²
D
2500 m²

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 are =

A
1 hm²
B
1 km²
C
1 m²
D
1 dam²

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3,6 m² =

Elke stap van groot naar klein is 2 nullen erbij. Elke stap van klein naar groot is 2 nullen eraf
A
3.600 cm²
B
36.000 cm²
C
360.000 cm²
D
3.600.000 cm²

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 centiare =

A
1 hm²
B
1 km²
C
1 m²
D
1 dam²

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De diameter van de cirkel is 3 cm
De omtrek van de cirkel =
3,14 (pi) x 3 cm  (diameter) = 9,42 cm (omtrek)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De straal van de cirkel is 1,5 cm
De omtrek van de cirkel =
3,14 (pi) x 3 cm  (diameter) = 9,42 cm (omtrek)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag en Thuis afmaken

  1. Maak de opdrachten van 2.1 online 
  2. Maak de opdrachten van 2.2 online

    Je mag een rekenapparaat gebruiken

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies