Spelling les 3

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Korte uitleg
  • Bij al deze zinnetjes moet je een persoonsvorm invullen in de tegenwoordige tijd. Vind je dit lastig? Noteer eens één keer voor jezelf alle vormen, met een makkelijk werkwoord ('werken') en een moeilijkere vorm ('vinden' en 'worden'). Hieronder staan alle correcte voorbeelden.
  • Ik werk -  ik vind - ik word.
  • Jij werkt - jij vindt - jij wordt. 
  • Let op: Werk jij? Vind jij? Word jij?
  • Hij/zij/het werkt - hij/zij/het vindt - hij/zij/het wordt.
  • Let op: Vind jij dat een mooi boek? Vindt je broer dat een mooi boek? Wie vindt dat een mooi boek? Het wordt mooi weer. Er wordt hard gewerkt. 
  • Wij/jullie/zij werken - wij/jullie/zij vinden - wij/jullie/zij worden.
  • U werkt - u vindt - u wordt. En ook: werkt u? Vindt u? Wordt u?

Slide 2 - Tekstslide

Weet jij wie de schade van zijn kantoor ... (herstellen)?

Slide 3 - Open vraag

Als je iemand ... (herkennen), moet je het melden.

Slide 4 - Open vraag

Zij ... (verkleden) zich wel drie keer per dag.

Slide 5 - Open vraag

... (verlangen) u ook naar beter weer?

Slide 6 - Open vraag

Wij weten niet precies wat dat voor zijn positie ... (betekenen)

Slide 7 - Open vraag

... (branden) jij je vingers weleens aan een vervelende kwestie?

Slide 8 - Open vraag

... (beantwoorden) u mijn vraag zo spoedig mogelijk?

Slide 9 - Open vraag

... (beantwoorden) jij mijn vraag zo spoedig mogelijk?

Slide 10 - Open vraag

Waarom ... (houden) jij dat niet goed bij?

Slide 11 - Open vraag

Het ... (worden) mij iets te veel.

Slide 12 - Open vraag

De trainer ... (motiveren) zijn spelers iedere keer op een verrassende manier.

Slide 13 - Open vraag

... (kennen) hij zijn nieuwe collega's al?

Slide 14 - Open vraag

Ik ... (vind) dat een goed idee.

Slide 15 - Open vraag

Het is beter als u uw klachten schriftelijk ... (melden).

Slide 16 - Open vraag

Hoe ... (bereiden) je je op zo'n belangrijke presentatie voor?

Slide 17 - Open vraag

Dit is de laatste oefening met alléén tegenwoordige tijd, hierna komt de verleden tijd erbij.
Laat je docent weten of je nog vragen hebt.

Slide 18 - Open vraag

Deel 2: moeilijke woorden
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: ei of ij.

Slide 19 - Tekstslide


de st_le helling

Slide 20 - Open vraag


het l_dt geen twijfel

Slide 21 - Open vraag


hij l_dt de vergadering

Slide 22 - Open vraag


ergens toe gen_gd zijn

Slide 23 - Open vraag


het was een leuk fest_n

Slide 24 - Open vraag


een w_felende reactie

Slide 25 - Open vraag


je moet er niet zo over uitw_den

Slide 26 - Open vraag


van het w_dse uitzicht genieten

Slide 27 - Open vraag


iets geen st_l vinden

Slide 28 - Open vraag


een druk bestaan l_den

Slide 29 - Open vraag

Wat heb je nu geoefend?
  • moeilijke woorden met de ei of ij
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten of je een ei of ij schrijft, daar zijn geen duidelijke regels voor. 
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 30 - Tekstslide

Einde oefenles

Slide 31 - Tekstslide