Spelling les 9

Deel 1: werkwoorden
In de volgende oefening kom je het werkwoord tegen in alle mogelijke vormen: persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief (hele werkwoord). Vul de juiste vorm in. Als er geen tijdsaanduiding staat, kies je de tegenwoordige tijd.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deel 1: werkwoorden
In de volgende oefening kom je het werkwoord tegen in alle mogelijke vormen: persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief (hele werkwoord). Vul de juiste vorm in. Als er geen tijdsaanduiding staat, kies je de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Welke scheidsrechters zouden de wedstrijd ... (leiden)?

Slide 2 - Open vraag

Ons bedrijf ... (verkeren) in financiële problemen.

Slide 3 - Open vraag

Die man ... (ondervinden) veel hinder van zijn buren.

Slide 4 - Open vraag

Ik weet dat jij naar betere tijden ... (verlangen).

Slide 5 - Open vraag

... (branden) jij je vingers daar maar niet aan!

Slide 6 - Open vraag

HIj ... (groeten) ons vorige week heel vriendelijk.

Slide 7 - Open vraag

Heeft zij die nieuwe functie ... (aanvaarden)?

Slide 8 - Open vraag

Volgens de arts ... (herstellen) de patiënt voorspoedig.

Slide 9 - Open vraag

Zijn optimisme ... (bespoedigen) het herstel.

Slide 10 - Open vraag

Je moet niet zo raar reageren als hij iets ... (aanbieden).

Slide 11 - Open vraag

... (begeleiden) de docent jou goed?

Slide 12 - Open vraag

Wie ... (begeleiden) jou toen tijdens die stage?

Slide 13 - Open vraag

Zij konden uw excuses niet ... (aanvaarden).

Slide 14 - Open vraag

Zij hebben zich erover ... (verbazen).

Slide 15 - Open vraag

Het jochie gaf geen kik toen de verpleegster hem ... (inenten).

Slide 16 - Open vraag

Deel 2: ei of ij
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: een -ei of een -ij.

Slide 17 - Tekstslide


een schr_nend geval

Slide 18 - Open vraag


de betonnen p_lers

Slide 19 - Open vraag


wat is de r_kwijdte daarvan?

Slide 20 - Open vraag


er is geen p_l op te trekken

Slide 21 - Open vraag


de grens overschr_den

Slide 22 - Open vraag


een ongebr_delde fantasie hebben

Slide 23 - Open vraag


de opiniep_lers zaten ernaast

Slide 24 - Open vraag


l_dzaam toezien

Slide 25 - Open vraag


m_need plegen

Slide 26 - Open vraag


de maaltijd ber_den

Slide 27 - Open vraag

Wat heb je nu geoefend?
  • woorden met een -ei of -ij
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten of je -ei of -ij schrijft, daar zijn geen regels voor.
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 28 - Tekstslide

Einde oefenles

Slide 29 - Tekstslide