De voltooid- en tegenwoordig deelwoord, al of niet

Het voltooid- en tegenwoordig deelwoord.
gemaakt door Ayse, Elin en Michelle
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het voltooid- en tegenwoordig deelwoord.
gemaakt door Ayse, Elin en Michelle

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie al van het voltooide deelwoord?

Slide 2 - Woordweb

Het voltooide deelwoord
-Het voltooid deelwoord is iets dat is gedaan of gebeurd.
-Om te bepalen of het voltooid deelwoord  een d of t krijgt gebruik je eerst de stam (= hele werkwoord-en) van het ww.
- Als deze op een medeklinker uit 't Taxikofschip eindigt, schrijf je een -t 
-Zo niet? dan schrijf je een -d.

Slide 3 - Tekstslide

Bij de kassa heeft mijn zusje ........(betalen).
A
betaalt
B
betaaldt
C
betaald
D
gebetaald

Slide 4 - Quizvraag

Vorig jaar was Emma...... (verhuizen) naar Amsterdam.
A
verhuisd
B
verhuizen
C
verhuist
D
verhuisdt

Slide 5 - Quizvraag

Wat was er gister met haar........(gebeuren)?
A
gebeurt
B
gebeurdd
C
gebeurdt
D
gebeurd

Slide 6 - Quizvraag

Wat heb jij gisteren aan haar........(vertellen)?
A
verteld
B
vertelt
C
verteldt
D
geverteld

Slide 7 - Quizvraag

Wat weten jullie van het tegenwoordig deelwoord?

Slide 8 - Woordweb

Het tegenwoordige deelwoord
-Tegenwoordig deelwoord=iets wat nog steeds aan de gang is en hoe iets gebeurt (de WERKENDE vrouw).
- hele werkwoord + de.


Slide 9 - Tekstslide

De ..........(fietsen) man is al een half uur te laat.
A
fietsente
B
fietsende
C
gefietsen
D
gefietsde

Slide 10 - Quizvraag

De...........(bouwen) bouwvakker neemt over vijftien minuten een pauze.
A
bouwende
B
bouwend
C
gebouwde
D
bouwente

Slide 11 - Quizvraag

Het...............(lachen) gezin loopt naar school.
A
lachente
B
uitgelachen
C
gelachen
D
lachende

Slide 12 - Quizvraag

De........(leren) scholier moest al twee uur geleden slapen.
A
lerente
B
lerende
C
geleerde
D
geleren

Slide 13 - Quizvraag

Tegenwoordige deelwoord als bijvoegelijk naamwoord?
- Het tegenwoordige deelwoord kan ook als bn worden gebruikt zoals:
1. **Lachend** - als in "de lachende jongen".
2. **Schrijvend** - als in "de schrijvende auteur".
3 **Glijdend** - als in "de glijdende schaatsers".
-Deze woorden kunnen zowel als bijvoeglijk naamwoord als tegenwoordig deelwoord gebruikt worden afhankelijk van de context.



Slide 14 - Tekstslide

De blaffende hond moet uitgelaten worden. (wat is hier het bn?)
A
hond
B
uitgelaten
C
blaffende
D
moet

Slide 15 - Quizvraag

De kijkende toeschouwers vinden de voetbalwedstrijd spannend. (Wat is hier het bn?)
A
kijkende
B
vinden
C
toeschouwers
D
spannend

Slide 16 - Quizvraag

De spelende kinderen spelen in de speeltuin. (Wat is hier het bn?)
A
spelen
B
kinderen
C
spelende
D
speeltuin

Slide 17 - Quizvraag

Het lachende meisje heeft het naar haar zin op het feestje. (Wat is hier het bn?)
A
meisje
B
lachende
C
zin
D
feestje

Slide 18 - Quizvraag

In deze lessenup hebben we geleerd.....
-Hoe je het voltooide deelwoord gebruikt.
-Het tegenwoordige deelwoord.
-En het tegenwoordige deelwoord als bijvoegelijk naamwoord gebruikt.

Slide 19 - Tekstslide

EINDE
Zijn er nog vragen?

Slide 20 - Tekstslide