Persoonsvorm in tt

Spelling H2.8
Persoonsvorm in tegenwoordige tijd
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling H2.8
Persoonsvorm in tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

In stilte!
Lees in stilte in je boek. 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
 - Stillezen
- Terugblik
- Doel van de les
- Uitleg + oefenen in een werkvorm (in tweetallen)
- Zelfstandig werken
- Evaluatie van de les


Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben wij de vorige les geleerd?
Leestekens?

Slide 4 - Tekstslide

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 5 - Quizvraag

"Bart, let jij ook even op?" vroeg meneer de Groot.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 6 - Quizvraag

Doel van de les
Aan het eind van de les weten jullie hoe je een persoonsvorm in tegenwoordige tijd kunt schrijven in het enkelvoud en meervoud.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 10 - Quizvraag

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 11 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 12 - Quizvraag

Hij (beginnen) met zijn huiswerk.
A
begint
B
begon
C
begind
D
begindt

Slide 13 - Quizvraag

Iedereen (houden) toch van chocola?
De juiste spelling van het werkwoord is:
A
houd
B
houdd
C
houden
D
houdt

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig werken
- In tweetallen werkblad invullen (werkvorm Denker & Schrijver)
- Om de beurt is 1 leerling de denker en de andere schrijver
- Je helpt elkaar en controleert bij elkaar of de antwoorden goed zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Doel behaald?
Hoe schrijf je een persoonsvorm in tegenwoordige tijd in het enkelvoud en meervoud?

Slide 16 - Tekstslide