vaktaal

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBO

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat doe je als je een samengesteld woord niet kent? Bijvoorbeeld: grasland of zwembadtrap

Slide 2 - Open vraag

Wat doe je als je woorden niet kent?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is vaktaal?
A
Moeilijk taalgebruik
B
Woorden die bij een bepaald vak horen
C
Wanneer iemand een voorwaarde stelt
D
Wanneer een woord 2 betekenissen heeft

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hamer
A
Vaktaal
B
Geen vaktaal

Slide 10 - Quizvraag

Kassa
A
Vaktaal
B
Geen vaktaal

Slide 11 - Quizvraag

winter
A
vaktaal
B
geen vaktaal

Slide 12 - Quizvraag

Wat is vaktaal?
  • Elk bedrijf kent verschillende woorden die bij het vak hoort. Dit noem je vaktaal. 
  • Door de vaktaal begrijpen de werknemers elkaar. 
  • Zo hebben bouwvakkers het over verschillende gereedschappen en kassamedewerkers het bijvoorbeeld over verschillende barcodes. .  

Slide 13 - Tekstslide

Vaktaalwoorden

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Welke woorden gebruikt een bouwvakker?

Slide 16 - Open vraag

Welke woorden gebruikt een docent Uiterlijke verzorging?

Slide 17 - Open vraag

Welke woorden gebruikt een docent Horeca?

Slide 18 - Open vraag

Welke woorden gebruikt een docent facilitaire dienstverlening zorg?

Slide 19 - Open vraag

Welke woorden gebruikt een docent techniek?

Slide 20 - Open vraag