grammatica H4,5 en 6 - woordbenoeming

Woordbenoemen blok 4, 5 & 6
Ieder woord in een zin heeft ook een naam. Je noemt dat de WOORDSOORT. Als je die woorden bij hun soort sorteert, noem je dat WOORDBENOEMEN.

In de afgelopen blokken heb je er al aardig wat geleerd.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordbenoemen blok 4, 5 & 6
Ieder woord in een zin heeft ook een naam. Je noemt dat de WOORDSOORT. Als je die woorden bij hun soort sorteert, noem je dat WOORDBENOEMEN.

In de afgelopen blokken heb je er al aardig wat geleerd.

Slide 1 - Tekstslide

Woordbenoemen
lidwoord: DE, HET, EEN meer zijn er niet!

werkwoord: alle woorden die een handeling aangeven

zelfstandig naamwoord: namen van mensen dieren en dingen

bijvoegelijk naamwoord: zegt iets over het ZNW: de groene deur.

Slide 2 - Tekstslide

en ook nog:
Voorzetsel: doe de proef met de kast: aan de kast, op de kast, in de kast, etc...

persoonlijk voornaamwoord: ik, jij, hij, wij, zij etc...

bezittelijk voornaamwoord: zijn, mijn, onze jouw, uw etc. Het geeft aan van wie iets is.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

Een persvnw verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


vb. Maarten is mijn beste vriend, hij haalt mij altijd op met zijn bal als we gaan voetballen.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

'het':  lw of pers.vnw.?
HET kan een lidwoord, een persoonlijk voornaamwoord zijn:

· HET als lidwoord: hoort bij een zelfstandig naamwoord:  HET meisje

· HET als persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iets wat voorafgaat of volgt: HET lijkt me logisch dat hij dat doet.
HET verwijst naar: "dat hij dat doet".

Slide 7 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord

Een bez vnw geeft, zoals het woord al zegt, een bezit aan. Meestal staat en bezvnw voor het zelfstnw waar het bij hoort. 


vb. Maarten is mijn beste vriend, hij haalt mij altijd op met zijn bal als we gaan voetballen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

En nu komt daarbij:  Wederkerend en wederkerig voornaamwoord


Soms keert dezelfde persoon terug (= weder) in een zin, zoals bij de werkwoorden (zich) gedragen en (zich) realiseren. Je zegt immers altijd: 'Ik gedraag me' en 'Wij realiseren ons'. Alle vormen van 'zich' noemen we bij het woordbenoemen wederkerende voornaamwoorden


Elkaar, mekaar en elkander zijn de enige wederkerige voornaamwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

woordbenoemen: ieder woord in de zin heeft een naam.

voorzetsel: kun je altijd testen door er 'de kast' achter te zettenk

vb: op de kast, achter de kast, naast de kast, door de kast, etc.

Een voorzetsel is nooit een los zinsdeel, maar hoort altijd ergens bij.



Slide 11 - Tekstslide