All Right Unit 1 lesson 2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Articles a/an


Lidwoorden

Slide 2 - Tekstslide

vul het juiste lidwoord in

..........computer
A
an
B
a

Slide 3 - Quizvraag


...... apple

A
a
B
an

Slide 4 - Quizvraag


.....hour
A
a
B
an

Slide 5 - Quizvraag


...... movie
A
an
B
a

Slide 6 - Quizvraag


..... university
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag


..... aunt
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Wat is het verschil tussen 'a' en 'an'?
A
'an' gebruik je bij klinkers die je ziet
B
'an' gebruik je bij medeklinkers die je ziet
C
'an' gebruik je bij klinkers die je hoort
D
'an' gebruik je bij medeklinkers die je hoort

Slide 10 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Personal pronouns

Slide 11 - Tekstslide

Welke woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden?




book        go       blue     we      dog     me   never    I     silly       crazy  them    speak    jump      it    great    she 

birthday    family    you     me 


Slide 12 - Tekstslide

Hi! My name is Jack. ...... am a new student.
A
My
B
Me
C
I
D
He

Slide 13 - Quizvraag

This is Jenny. ........ lives hier.
A
You
B
She
C
Her
D
I

Slide 14 - Quizvraag

My new friends are nice. .... like them very much.
A
I
B
My
C
Me
D
Mine

Slide 15 - Quizvraag

This is my new school. .... is quite big.
A
She
B
He
C
We
D
It

Slide 16 - Quizvraag

I love my dog. And my dog loves ... .
A
me
B
her
C
you
D
them

Slide 17 - Quizvraag

Welcome! Can I help ... ?
A
me
B
you
C
it
D
us

Slide 18 - Quizvraag

We have six dogs. We love ... .
A
you
B
him
C
them
D
her

Slide 19 - Quizvraag

That's my cat. Can you see ... ?
A
me
B
her
C
it
D
us

Slide 20 - Quizvraag

Welk voornaamwoord gebruik je voor dingen en dieren?
A
me
B
him
C
her
D
it

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Tell your neighbour:


- 2 things about personal pronouns ( persoonlijke voornaamwoorden)


Ask your neighbour:


- what an article ( lidwoord) is and when you use a / an

- the English meaning of 4 words from lesson 1

Slide 23 - Tekstslide