Bij een aantal formuleerfouten is er sprake van ongelijkheid:
- Verwijsfout
- incongruentie
- foutieve beknopte bijzin
- foutieve samentrekking
- symmetrie
Slide 2 - Tekstslide
Verwijsfouten
dat/wat
het/zij
zij/ hem
die/dat
deze/die
hen/hun
waaraan / aan wie
Slide 3 - Tekstslide
Goede voorbeelden
De hond die daar loopt…
Het huis dat daar staat…
De man op wie ik verliefd ben…
Het huis waarop ik geboden heb…
De familie heeft veel van haar bezittingen verkocht
Alles wat ik beweerde over het mooiste wat ik heb meegemaakt is waar wat een ander ook zegt over mij.
Slide 4 - Tekstslide
Ik ben bij met een vriendin waaraan ik alles kan vertellen.
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quizvraag
Dat is het spannendste wat ik ooit heb gedaan
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quizvraag
Bij de-woorden gebruik je die
Bij het-woorden gebruik je dat
Het verschil tussen mannelijk [hij, zijn] en vrouwelijk [zij, haar] moet uit de zin blijken.
Wat gebruik je wanneer: [a] het terugverwijst naar iets/ niets/ alles [b] na een overtreffende trap [het mooiste wat] en [c] als het verwijst naar de gehele voorgaande zin.
Bij personen gebruik je [met wie. aan wie, voor wie]
Bij zaken [de rest] gebruik je [waarmee, waaraan, waarvoor]
Slide 7 - Tekstslide
Wat schrijf je op de puntjes? Heeft de leraar ---- niet uitgelegd hoe.... de toets het beste kunnen leren?
A
hen,hun
B
hun,hun
C
hun,zij
D
hen,zij
Slide 8 - Quizvraag
Verschil hen hun
Hun gebruik je als bezittelijk voornaamwoord [hun huis] en als meewerkend voorwerp [ik geef het hun].
Na een voorzetsel gebruik je hen [ik ga met hen naar school] en als lijdend voorwerp [ik versla hen].
Hun gebruik je nooit als onderwerp, dan gebruik je ze/zij. Hun doen of hun gaan is dus fout!
Slide 9 - Tekstslide
Het resultaat van de enquêtes over online-lessen zullen worden gepubliceerd in de nieuwsbrief
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quizvraag
Incongruentie
Getal van persoonsvorm en onderwerp komt niet overeen
Het onderwerp staat bijvoorbeeld in het enkelvoud en de persoonsvorm in het meervoud.
Komt vaak voor bij woorden die voor je gevoel meervoud zijn: aantal, jeugd, kudde, politie
Slide 11 - Tekstslide
Foutieve samentrekking
Samentrekken, woorden die in het vervolg van de zin herhaald worden, mag maar moet aan drie voorwaarden voldoen:
1. betekenis, 2. vorm/getal en 3. gram. functie moeten gelijk zijn.
foute voorbeelden:
Slide 12 - Tekstslide
Luid zingend werden de cadeautjes bezorgd.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
geen symmetrie
Slide 13 - Quizvraag
Slechts een kleine minderheid van de studenten waren tevreden over de online-lessen.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
geen symmetrie
Slide 14 - Quizvraag
Na getankt te hebben, reed de bus weer verder.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
geen symmetrie
Slide 15 - Quizvraag
Welke fout, waar zit de fout en verbeter de zin: Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet met het schoolkoor, je een extra cijfer krijgt?
timer
1:00
Slide 16 - Open vraag
Dat/als constructie
Onder deze stijlfout vallen ook: omdat/ als, omdat/wanneer, dat/wanneer.
Deze fout is gemakkelijk te herkennen, want de woorden staan letterlijk naast elkaar in de zin.
Probeer zo’n zin maar eens hardop voor te lezen: je hapert tussen [dat] en [als].
De oplossing is eenvoudig: je pakt het zinsgedeelte het [als] op en plakt het achteraan de zin.
Slide 17 - Tekstslide
Het blijft een vraag hoelang we nog in lockdown zitten. Omdat we niet weten wanneer de besmettingen dalen.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
Losstaand zinsgedeelte
Als een zin lang wordt, ben je geneigd maar een punt te zetten.
Dat kan niet altijd: elke zin heeft een hoofdzin nodig. Een zin waarin onderwerp en persoonsvorm naast elkaar staan.
Dat is een zin waar onderwerp en persoonsvorm naast elkaar staan.
Slide 19 - Tekstslide
Gisteren liep ik over straat naar mijn werk en fiets ik vandaag daar naar toe.
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quizvraag
Foutieve inversie
Inversie betekent omdraaiing. In het tweede gedeelte van de zin zijn onderwerp en persoonsvorm verwisseld
De oplossing is simpel: zet het onderwerp weer voor de persoonsvorm of plaats een zinsdeel voor de persoonsvorm
Mijn huiswerk heb ik al gemaakt en ga ik nu voetballen: ik ga nu of nu ga ik.
Slide 21 - Tekstslide
Dubbelop
Naast ongelijkheid en fouten in zinsopbouw is er ook een aantal fouten waarbij er sprake is van dubbelop:
- pleonasme
- tautologie
- contaminatie
- dubbele ontkenning
- onjuiste herhaling
Slide 22 - Tekstslide
Welke formuleerfout? Ik lees graag boeken over de samenleving zoals bijvoorbeeld 'Alle mensen deugen' van Rutger Bregman.
Slide 23 - Open vraag
Tautologie
- Twee woorden die hetzelfde betekenen.
- de woorden behoren tot dezelfde woordsoort.
- Oplossing: Eén van de twee weglaten.
Slide 24 - Tekstslide
Welke formuleerfout? De kerstman deelde gratis cadeautjes uit.
Slide 25 - Open vraag
Pleonasme
- Lijkt veel op tautologie, ook nu zeg je iets dubbelop
- Verschil je kunt niet een van de twee weglaten, maar slechts 1.
- Je herhaalt/benadrukt een kenmerk : Witte sneeuw
- Twee woorden van verschillende woordsoort
Slide 26 - Tekstslide
Welke formuleerfout? De Arena behoort tot één van de mooiste stadions van Nederland
Slide 27 - Open vraag
Contaminatie
- Ook nu weer sprake van dubbelop.
- twee uitdrukkingen / woorden die samengevoegd worden.
waardoor onjuiste uitdrukking bestaat
- lastig te herkennen omdat je moet weten om welke
uitdrukkingen het gaat.
Slide 28 - Tekstslide
Welke formuleerfout? Hij probeert te voorkomen dat er geen fouten gemaakt worden
Slide 29 - Open vraag
Dubbele ontkenning
- Hierbij maak je vaak gebruik van het woord [niet/geen] in combinatie met een ‘negatief’ werkwoord [ontkennen/voorkomen]. - wiskunde: min en min wordt plus. - Daarmee heb je de omgekeerde betekenis van wat je wilt zeggen. - Haal er 1 ontkenning uit.
Slide 30 - Tekstslide
Welke formuleerfout? Op zo’n partij zou je ook niet op moeten stemmen.
Slide 31 - Open vraag
Onjuiste herhaling
- vaak slordigheidsfout
- vaak in langere zinnen, dan staat een voorzetsel aan het begin van de zin en aan het eind nogmaals.
- Eén van de twee weglaten.
Slide 32 - Tekstslide
Welke formuleerfout? Het leerwerk had Bas van tevoren goed gepland
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 33 - Quizvraag
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 34 - Quizvraag
In iedere vaste standaarduitrusting zit een zakmes verpakt.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 35 - Quizvraag
Welke formuleerfout? Je moet echt afstand houden, want dat is immers beter tegen de verspreiding van het virus.