In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
- Vooruitblik toetsweek
- Herhaling formuleren
- Oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Ongelijkheid
Bij een aantal formuleerfouten is er sprake van ongelijkheid:
- Verwijsfout
- incongruentie
- foutieve beknopte bijzin
- foutieve samentrekking
Slide 2 - Tekstslide
Verwijsfouten
dat/wat
het/zij
zij/ hem
die/dat
deze/die
hen/hun
waaraan / aan wie
Slide 3 - Tekstslide
Bij de-woorden gebruik je die, zij, hij, haar en hem
Bij het-woorden gebruik je dat, dit, het en zijn.
Het verschil tussen mannelijk [hij, zijn] en vrouwelijk [zij, haar] moet uit de zin blijken. Kijk in je boek bij de uitgangen!
Wat gebruik je wanneer: [a] het terugverwijst naar iets/ niets/ alles [b] na een overtreffende trap [het mooiste wat] en [c] als het verwijst naar de gehele voorgaande zin.
Bij personen gebruik je [met wie. aan wie, voor wie]
Bij zaken [de rest] gebruik je [waarmee, waaraan, waarvoor]
Slide 4 - Tekstslide
Ik ben blij met een vriendin waaraan ik alles kan vertellen.
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quizvraag
Dat is het spannendste wat ik ooit heb gedaan
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quizvraag
Verschil hen / hun
Hun gebruik je als bezittelijk voornaamwoord [hun huis] en als meewerkend voorwerp [ik geef het hun] (hier kun je het voorzetsel voor denken maar staat het er niet).
Na een voorzetsel gebruik je hen [ik ga met hen naar school] en als lijdend voorwerp [ik versla hen].
Slide 7 - Tekstslide
Heeft de leraar ... niet uitgelegd hoe ... de toets het beste kunnen leren?
A
hen,hun
B
hun,hun
C
hun,zij
D
hen,zij
Slide 8 - Quizvraag
Incongruentie
Getal van persoonsvorm en onderwerp komt niet overeen
Het onderwerp staat bijvoorbeeld in het enkelvoud en de persoonsvorm in het meervoud.
Komt vaak voor bij woorden die voor je gevoel meervoud zijn: aantal, jeugd, kudde, politie
Slide 9 - Tekstslide
Het resultaat van de enquêtes over online-lessen zullen worden gepubliceerd in de nieuwsbrief
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quizvraag
Foutieve samentrekking
Drie voorwaarden:
1. betekenis
2. vorm/getal
3. gram. functie moeten gelijk zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Verbeter de zin: De docent had goed nagekeken en volkomen gelijk dat het antwoord fout was.
Slide 12 - Open vraag
Foutieve beknopte bijzin
In een beknopte bijzin, zijn onderwerp en persoonsvorm weggelaten.
Dit is goed wanneer dit weggelaten onderwerp gelijk is aan het onderwerp in de hoofdzin.
Slide 13 - Tekstslide
Verbeter de zin: Ingesneeuwd in de berghut, redde een helikopter de bergwandelaars.
Slide 14 - Open vraag
Luid zingend werden de cadeautjes bezorgd.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
Slide 15 - Quizvraag
Slechts een kleine minderheid van de studenten waren tevreden over de online-lessen.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
geen symmetrie
Slide 16 - Quizvraag
Na getankt te hebben, reed de bus weer verder.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
geen symmetrie
Slide 17 - Quizvraag
Zinsopbouw
Ook in de zinsopbouw worden fouten gemaakt.
dat/als constructie
losstaand zinsgedeelte
foutieve inversie
Slide 18 - Tekstslide
Dat/als constructie
Onder deze stijlfout vallen ook: omdat/ als, omdat/wanneer, dat/wanneer.
Deze fout is gemakkelijk te herkennen, want de woorden staan letterlijk naast elkaar in de zin.
De oplossing is eenvoudig: je pakt het zinsgedeelte het [als] op en plakt het achteraan de zin.
Slide 19 - Tekstslide
Verbeter de zin: Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet met het schoolkoor, je een extra cijfer krijgt?
timer
1:00
Slide 20 - Open vraag
Losstaand zinsgedeelte
Als een zin lang wordt, ben je geneigd maar een punt te zetten.
Dat kan niet altijd: elke zin heeft een hoofdzin nodig. Dit is een zin waarin onderwerp en persoonsvorm naast elkaar staan.
Slide 21 - Tekstslide
Het blijft een vraag hoelang we nog in lockdown zitten. Omdat we niet weten wanneer de besmettingen dalen.
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quizvraag
Foutieve inversie
Inversie betekent omdraaiing. In het tweede gedeelte van de zin zijn onderwerp en persoonsvorm verwisseld.
De oplossing is simpel: zet het onderwerp weer voor de persoonsvorm of plaats een zinsdeel voor de persoonsvorm.
Slide 23 - Tekstslide
Gisteren liep ik over straat naar mijn werk en fiets ik vandaag daar naar toe.
A
goed
B
fout
Slide 24 - Quizvraag
Dubbelop
Naast ongelijkheid en fouten in zinsopbouw is er ook een aantal fouten waarbij er sprake is van dubbelop:
- pleonasme
- tautologie
- contaminatie
- dubbele ontkenning
- onjuiste herhaling
Slide 25 - Tekstslide
Tautologie
- Twee woorden die hetzelfde betekenen. Maar en echter in 1 zin bijvoorbeeld.
- Oplossing: Eén van de twee weglaten.
Slide 26 - Tekstslide
Pleonasme
- Lijkt veel op tautologie, ook nu zeg je iets dubbelop
- Verschil: je kunt niet een van de twee weglaten, maar slechts 1.
- Je herhaalt/benadrukt een kenmerk : Witte sneeuw
Slide 27 - Tekstslide
Contaminatie
- Ook nu weer sprake van dubbelop.
- twee uitdrukkingen / woorden die samengevoegd worden.
waardoor onjuiste uitdrukking bestaat
- lastig te herkennen omdat je moet weten om welke
uitdrukkingen het gaat.
Slide 28 - Tekstslide
Dubbele ontkenning
- Hierbij maak je vaak gebruik van het woord [niet/geen] in combinatie met een ‘negatief’ werkwoord [ontkennen/voorkomen]. - wiskunde: min en min wordt plus. - Daarmee heb je de omgekeerde betekenis van wat je wilt zeggen. - Haal er 1 ontkenning uit.
Slide 29 - Tekstslide
Welke formuleerfout? Ik lees graag boeken over de samenleving zoals bijvoorbeeld 'Alle mensen deugen' van Rutger Bregman.
Slide 30 - Open vraag
Welke formuleerfout? De kerstman deelde gratis cadeautjes uit.
Slide 31 - Open vraag
Welke formuleerfout? Hij probeert te voorkomen dat er geen fouten gemaakt worden.
Slide 32 - Open vraag
Onjuiste herhaling
- vaak slordigheidsfout
- vaak in langere zinnen, dan staat een voorzetsel aan het begin van de zin en aan het eind nogmaals.
- Eén van de twee weglaten.
Slide 33 - Tekstslide
Verbeter de volgende zin: Op zo’n partij zou je ook niet op moeten stemmen.
Slide 34 - Open vraag
Welke formuleerfout? Het leerwerk had Bas van tevoren goed gepland
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 35 - Quizvraag
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 36 - Quizvraag
In iedere vaste standaarduitrusting zit een zakmes verpakt.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 37 - Quizvraag
Welke formuleerfout? Je moet echt afstand houden, want dat is immers beter tegen de verspreiding van het virus.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling
Slide 38 - Quizvraag
Oefentoets
Vandaag en donderdag de tijd om de oefentoets te maken.
Slide 39 - Tekstslide
Donderdag: oefentoets meenemen en aan werken in de les.