Hoofdzin + Bijzin / BZ + HD
Je fietst naar werk omdat NS te duur is.
Omdat NS te duur is, fiets je naar werk.
Ze praten en lachen terwijl ze samen eten koken.
Terwijl ze samen eten koken, praten en lachen ze.
Mark wilde tandarts worden toen hij klein was.
Toen hij klein was, wilde Mark tandarts worden.