Verkoop - Lichaamstaal les 3

Lichaamstaal
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lichaamstaal

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook alweer communicatie?

Slide 2 - Open vraag

Wat is communiceren?
Communiceren is het geven en krijgen van informatie. Je hebt er bijna altijd en overal mee te maken. Denk maar eens aan:
• een gesprek voeren,
• een mail sturen,
• op het raam tikken bij iemand,
• bellen of toeteren,
• telefoneren,
• whatsappen,
• chatten,
• zwaaien,
• een knipoog geven.

Slide 3 - Tekstslide

Communicatie
Bij communicatie is er altijd iemand die begint. Diegene heet de zender. Er is ook
altijd iemand bij wie het aankomt, de ontvanger. En er is altijd een boodschap,
dat wat je wilt vertellen. Deze drie dingen samen heten een communicatiesche-
ma. Je ziet op deze bladzijde een voorbeeld van een communicatieschema. Als
de persoon naar wie de boodschap ging ook weer reageert, noem je dat feed-
back.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Vincent belt zijn vriend Thijs om te vragen of hij meegaat naar een feest zaterdag. 
Vincent is de zender omdat hij iets wil vragen. Hij wil weten of Thijs zin
heeft om mee te gaan naar een feest. Dat is de boodschap. De ontvanger van
die boodschap is in dit voorbeeld Thijs. Thijs reageert enthousiast en wil graag mee. 
Dat is de reactie die Thijs geeft, de feedback.

Slide 6 - Tekstslide

Ruis
Communicatie gaat ook wel eens mis. Dat kan komen doordat de bood-
schap niet goed overkomt. Er kan lawaai zijn of de woorden worden verkeerd
begrepen. Het kan ook zijn dat iemand onduidelijk praat. Alle dingen die communicatie in de weg kunnen zitten, noemen we ruis.  
Als er ruis is, komt de boodschap niet goed over.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld van ruis
• lawaai,
• drukte,
• slechte verbinding,
• andere taal,
• afstand.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van lichaamstaal

Slide 10 - Woordweb

Gezichtsuitdrukking

Slide 11 - Tekstslide

Hoe lees jij deze gezichten?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Noem 3 voorbeelden van ruis.

Slide 14 - Open vraag

Noem drie voorbeelden van lichaamstaal.

Slide 15 - Open vraag

Door de harde muziek op een feestje kunnen Laila en Esmae elkaar niet goed
verstaan. We noemen dit:

A
Communicatiemiddel
B
Boodschap
C
Ruis
D
Ontvanger

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Maak een lijstje met kenmerken van non-verbaal gedrag dat positief werkt voor de verkoper.
 Schrijf minimaal 5 punten op.
 Bespreek dit samen met de klas en maak samen 1 lijst. Noteer de lijst bij deze opdracht.

Slide 18 - Open vraag

Je hebt net te horen gekregen dat je bent ontslagen. Je hebt dus slechte zin maar je wilt wel nog even kijken of je iets leuks ziet om je beter te voelen. Echter kun je nu niet teveel geld uitgeven.
Hoe help je als verkoper deze klant?

Slide 19 - Woordweb

Wat is geen non-verbale communicatie?
A
gezichtsuitdrukking
B
houding
C
stemgebruik
D
praten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is observeren?

Slide 21 - Open vraag

Observeren is bewust en doelgericht waarnemen. Bewust observeren is het bewust gebruiken van je zintuigen. Doelgericht wil zeggen dat je een doel voor ogen hebt en die met een observatie wilt behalen.
Het doel van de observatie moet van te voren duidelijk en helder zijn bij de observator.

Slide 22 - Tekstslide

Verschillende observaties
• Gedragsobservatie: Het observeren van het gedrag van mensen. Hoe een persoon zich gedraagt en praat.

• Dagelijkse observatie: Het observeren van dagelijkse bezigheden. Bij dagelijkse observaties is niet afgesproken wat er precies geobserveerd wordt, bijvoorbeeld: het aantal mensen op een verjaardagsfeestje of het aantal mensen dat langs je huis loopt.

• Systematische observatie: Dit is bewust en doelgericht observeren en waarbij duidelijk is wie, wanneer, hoelang op welke gedragingen gelet gaan worden.


Slide 23 - Tekstslide

Verschillende observaties
• Participerende observatie:Hierbij neemt de observator deel aan de situatie die hij observeert. De meeste observaties zij niet-participerend, de observator neemt dan geen deel aan de situatie.

• Zelfobservatie:Bij zelfobservatie observeer je jezelf. Je kijkt naar jezelf vanaf een afstand. Je neemt je eigen gedrag en handelingen onder de loep. Hoe iemand zijn eigen gedrag en handelingen ziet hoeft niet overeen te komen met hoe iemand anders je ziet.

Slide 24 - Tekstslide

Feiten
Een feit is iets waar geen twijfel over mogelijk is. Bijvoorbeeld: Klaas komt via de voordeur binnen en de hond heeft een zwarte vacht.

Slide 25 - Tekstslide

Meningen
Een mening is iets wat jij zelf vind. Een ander kan iets anders vinden.
Bijvoorbeeld: Jij vindt de nieuwe auto van je buurman spuuglelijk, maar je buurman vindt de auto prachtig.

Slide 26 - Tekstslide

Onze communicatie bestaat uit:
A
93 % non-verbale communicatie. 7 % verbale communicatie.
B
48 % non-verbale communicatie. 52 % verbale communicatie.
C
7 % non-verbale communicatie. 93 % verbale communicatie.
D
62 % non-verbale communicatie. 38 % verbale communicatie.

Slide 27 - Quizvraag