Perspectief: met wie je meekijkt in het verhaal.
- ik-verteller
Ik liep naar de supermarkt en dacht aan wat ik ging eten.
- personale verteller
Hij liep naar de supermarkt en dacht aan wat hij ging eten.
- auctoriale verteller
Hij liep naar de supermarkt, maar wist nog niet dat die vandaag gesloten was.