H5 - T5: BS1 Gaswisseling volledig

Herhaling thema 4 transport
BS1: Gaswisseling 
H5
Thema 5
Gaswisseling en uitscheiding
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 4 transport
BS1: Gaswisseling 
H5
Thema 5
Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Een zuurstofmolecuul wordt opgenomen in het bloed in een longblaasje. Via de kortste weg wordt dit molecuul naar de lever vervoert om te worden verbrand. Noteer de bloedvaten en holten van het hart in de juiste volgorde die dit molecuul passeert.

Slide 2 - Open vraag

Welke bloedcomponent doet wat? Sleep de functie naar het bijbehorende component.
rode bloedcel
witte bloedcel
bloedplaatje
bloedplasma
betrokken bij bloedstolling
betrokken bij zuurstoftransport
betrokken bij afweerreacties
oplosmiddel voor stoffen

Slide 3 - Sleepvraag

Bij hartfalen is er sprake van het feit dat het hart minder krachting pompt. Het hartminuutvolume neemt dan af.

Leg uit waardoor een patient met hartfalen kortademig kan zijn na het traplopen.

Slide 4 - Open vraag

Voor een nauwkeurige bepaling van de zuurstofspanning in het bloed wordt er met een dunne naald wat bloed afgenomen uit een bloedvat.

Uit welk soort bloedvat wordt er voor deze bepaling wat bloed afgenomen?
A
slagader
B
haarvat
C
ader

Slide 5 - Quizvraag

Hieronder twee opmerkingen. Welke is/zijn juist?

1- Vissen hebben een enkele bloedsomloop
2- Insecten hebben een dubbele bloedsomloop
A
1 = juist 2 = juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 = onjuist 2 = onuist

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kan omschrijven wat gaswisseling is en welke gassen er worden uitgewisseld in organismen
  2. Je kunt beschrijven hoe het ademhalingsstelsel is opgebouwd en welke functies de onderdelen hebben
  3. Je kunt beschrijven welke aanpassingen de longen hebben om gaswisseling optimaal te laten plaatsvinden
  4. Je kunt beschrijven welke aanpassingen bladeren hebben om gaswisseling optimaal te laten plaatsvinden

Slide 7 - Tekstslide

De luchtpijp wordt aangegeven met nummer...?
A
1
B
2
C
7
D
9

Slide 8 - Quizvraag

Iemand ademt normaal door zijn neus. Noteer de nummers van de bovenste luchtwegen waar de lucht doorheen stroomt

Slide 9 - Open vraag

Hoe komt lucht in je longen?
  1. Eerst komt de lucht in je neusholte of mondholte.
  2. Via de keelholte komt de lucht in je luchtpijp. In de wand van de luchtpijp zitten ringen kraakbeen.
  3. De luchtpijp splitst zich in twee luchtpijptakken, de bronchiën.
  4. In de longen verdeelt elke bronchie zich in kleinere buisjes, de bronchiolen (= luchtpijptakjes).
  5. Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes (= alveoli).

Slide 10 - Tekstslide

De luchtpijp vertakt in bronchiën

Bronchien vertakken in luchtpijptakjes

Luchtpijptakjes monden uit in longblaasjes.

Per long ongeveer 850 miljoen longblaasjes

Slide 11 - Tekstslide

Het feit dat er 1.700 miljoen longblaasjes zijn is een voorbeeld van...
A
lengtevergroting
B
breedtevergroting
C
oppervlaktevergroting
D
omzetvergroting

Slide 12 - Quizvraag

No worries: er is ruimte genoeg voor dat staafje

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn voordelen van het inademen via de neus? LET OP: er zijn meerdere antwoorden goed.
A
lucht wordt beter voorverwarmd
B
lucht wordt bevochtigd
C
microorganismen blijven plakken aan slijm
D
stofdeeltjes worden door neusharen uit de lucht gefilterd

Slide 14 - Quizvraag

Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.

Slide 15 - Tekstslide

In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.

Slide 16 - Tekstslide

Totaal gaswisselingsoppervlak 75 m2

Gaswisseling vindt plaats in de longblaasjes (alveoli)
Gaswisseling gebeurt door middel van DIFFUSIE
(dus van hoog naar laag)
O

Slide 17 - Tekstslide

Bij gaswisseling in de long gaat:


A
- O2 het bloed in - CO2 het bloed uit
B
- O2 het bloed uit - CO2 het bloed in

Slide 18 - Quizvraag

Waar is de zuurstofspanning het hoogst?
A
in het longblaasje
B
in het haarvat dat de long inkomt

Slide 19 - Quizvraag

hemoglobine
Hb
oxyhemoglobine
HbO2
In de longhaarvaten wordt O2 gebonden aan hemoglobine.
Oxyhemoglobine ontstaat in een zuurstofrijke omgeving
In de weefsels is de zuurstofspanning laag. Oxyhemoglobine laat zuurstof los
Dit zuurstof diffundeert de weefsels in. 

Slide 20 - Tekstslide

Transport CO2
  • Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
  • HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.

Slide 21 - Tekstslide

O2 bindt aan hemoglobine


HbO2 = oxyhemoglobine

CO2  wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan hemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Transport O2

Slide 22 - Tekstslide

Diffusie van gassen
Doordat zuurstof vooral bindt aan Hb, blijft er altijd een concentratieverschil tussen het  vocht van de longblaasjes en het bloedplasma.
Dit is voordeling voor de diffusie!

Slide 23 - Tekstslide

Partiële druk: pO2 en pCO
0% Hb
100% HbO2

100% Hb
0% HbO2

Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt geboden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door oxyHb vanwege hogere temperatuur of pCO2

Slide 24 - Tekstslide

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak, de diffusiecoëfficiënt en het concentratieverschil hoe groter de diffusiesnelheid.
Hoe groter de diffusieafstand hoe kleiner de diffusiesnelheid.

Slide 25 - Tekstslide

Bij deze patienten dient men zuurstof toe via een slangetje in of kapje op de neus. DIt lijkt de klachten wat te verlichten.
Leg uit hoe het toedienen van zuurstof de klachten van benauwdheid bij COVID-19 patienten kan voorkomen. Maak in je uitleg gebruik van een factor uit de wet van Fick.

Slide 26 - Open vraag

In ernstige gevallen van een COVID-19 een longontsteking veroorzaken waarbij veel slijm en ontstekingsvocht in de longblaasjes ophoopt.
Deze patienten krijgen het heel benauwd.
Welke factor uit de wet van Fick wordt als gevolg van de bovenstaande informatie negatief beinvloed?
Leg uit waardoor dit benauwdheid als gevolg heeft.

Slide 27 - Open vraag

Hb + O2 -> HbO2

Dit proces vindt plaats in de/het ...
A
longen
B
weefsels van overige organen
C
hart

Slide 28 - Quizvraag

Hemoglobine bevindt zich in de/het...
A
witte bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
rode bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 29 - Quizvraag

Bestudeer de afbeelding.

Wat is waar?
A
Een hogere temperatuur leidt tot een betere verzadiging van Hb
B
Een lagere pH leidt tot een betere verzadiging van Hb
C
Als de temperatuur stijgt, kan er minder O2 binden aan Hb
D
Als er minder O2 bindt aan Hb, dan daalt de temperatuur

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les

  1. Je hebt op bvj online de volgende opgaven gemaakt: 1 t/m 6 (van basisstof 1 uit thema 5)


timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Gaswisseling bij planten
O2 het blad UIT
CO2 het blad IN
Huidmondjes reguleren gaswisseling.

Overdag = open
's Nachts = dicht

Watertekort?
Sluitcellen raken geplasmolyseerd: huidmondjes sluiten

bij turgor: huidmondjes open

Slide 34 - Tekstslide

Voor welke twee processen is water hoofdzakelijk nodig
A
fotosynthese en dissimiatie
B
dissimilatie en opwaartse sapstroom
C
opwaartse sapstroom en fotosynthese

Slide 35 - Quizvraag

Geef twee voorbeelden van aanpassingen die planten kunnen hebben om de diffusiesnelheid to hoog mogelijk te krijgen.

Maak eventueel gebruik van de wet van Fick

Slide 36 - Open vraag

Basisstof 2: Longventilatie
Longen zijn net ballonnen.

Zelf halen ze geen adem

Je hebt spieren nodig om adem te kunnen halen.

Slide 37 - Tekstslide

Basisstof 2: Longventilatie
Uit de wet van Fick blijkt dat een groot concentratieverschil nodig is voor een optimale diffusiesnelheid.

Zuurstofspanning in de longblaasjes moet hoog blijven
CO2-spanning in de longblaasjes moet laag blijven

Om deze reden moet er worden geventileerd

Je haalt adem.

Slide 38 - Tekstslide

Welke spieren zijn nodig voor ademhaling?

Slide 39 - Woordweb

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Je ademt in als je ...
A
middenrif omhoog gaat en daarmee je borstkas groter wordt
B
je buitenste tussenribspieren je borstklas kleiner maken
C
middenrif omlaag gaat en je daarmee een onderdruk in je longen creëert
D
je binnenste tussenribspieren je borstkas groter maken en daarmee een overdruk in je longen creëert

Slide 42 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

De borstkas wordt groter als je deze omhoog beweeg.
Tussen welke twee aanhechtingsplaatsen zal bij aanspanning van de spieren de borstkas omhoog gaan?
A
Tussen R en S
B
Tussen R en P
C
Tussen Q en P
D
Tussen Q en S

Slide 43 - Quizvraag

Leg uit waarom iemand met een ingeklapte long bij minimale inspanning kortademig zal worden

Slide 44 - Open vraag

Wat gebeurt er het volume in je longen als je rustig of juist diep inademt?
BINAS 83-B

Slide 45 - Tekstslide

1
5
6
7
Vitale capaciteit
Ademvolume
Restvolume
Longvolume

Slide 46 - Sleepvraag

Leerdoelen
  1. Je kan omschrijven wat gaswisseling is en welke gassen er worden uitgewisseld in organismen
  2. Je kunt beschrijven hoe het ademhalingsstelsel is opgebouwd en welke functies de onderdelen hebben
  3. Je kunt beschrijven welke aanpassingen de longen hebben om gaswisseling optimaal te laten plaatsvinden
  4. Je kunt beschrijven welke aanpassingen bladeren hebben om gaswisseling optimaal te laten plaatsvinden
  5. Je kunt omschrijven welke rol ademhaling en ventilatie spelen bij optimale gaswisseling

Slide 47 - Tekstslide