- Geef 'ik' boodschappen, benoem gewenst gedrag
- Communiceer positief: vaak snapt de leerling
kritiek niet (wordt niet gekoppeld)
- Boosheid geeft extra prikkels en chaos in het
hoofd, het wordt niet begrepen. Benadruk het
positieve.
- Lange verhalen zorgen voor teveel prikkels.
- Ze zullen (vaak tevergeefs) hun best doen erbij te horen. Als
dat niet lukt kan dit de nodige frustratie geven met
bijbehorend “verkeerd “gedrag.
- Maak het doel duidelijk, geef 1 opdracht.
- Klassikale instructie begrepen? Vaak is verlengde instructie
noodzakelijk.
- Maak communicatie visueel (foto, afbeelding, tekening).
- Doet de leerling niet wat je wilt: Bedenk / vraag of de leerling
de opdracht goed begrepen heeft.
- Lichaamstaal / jouw mimiek wordt niet begrepen.
- Leerling denkt vaak zwart - wit.
- Geef meer verwerkingstijd en evt. ruimte voor een time-out
- Noteer altijd gesprekspunten bij het plannen v.e. gesprek.
- Start met een inleidend zinnetje zodat de leerling de
aandacht kan richten .
- Praat evt. wat langzaam (bij leerling met tragere
verwerkingstijd).
- Gebruik bij herhaling dezelfde bewoordingen (anders denkt
de leerling dat het een nieuwe/andere boodschap is).
- Praat kalm/duidelijk, wees direct, kort, geef een simpele
boodschap, concreet en niet dubbelzinnig.
- Zie je zelf een plaatje voor je wat je wilt zeggen? (leerlingen
zijn vaak beelddenkers).
- Gebruik GEEN: zometeen, straks, misschien, ongeveer:
Zeg bijv.: Ik kom nadat ik Jort heb geholpen.
- Verwijs NIET naar je eigen gevoelens (snapt de leerling niet).
- Eis GEEN oogcontact (leer de leerling tussen de
wenkbrauwen te kijken). Vaak kijkt de leerling weg om zich
te kunnen concentreren.
- Niet willen/kunnen kan niet snappen hoe/wat wie etc. zijn.