In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Opdrachten leerdoel 6
Slide 1 - Tekstslide
Maaike koopt in de maand februari 10 broodjes gezond van €2,25 en 10 keer een Cup-a-Soup van €0,50.
Welke berekening geeft het juiste totaal bedrag voor Maaike?
A
10 x 2,25 + 0,50
B
2,25 + 0,50 x 10
C
10 x 2,25 + 10 x 0,50
D
10 x (2,25 + 0,50)
Slide 2 - Quizvraag
Jesse verdient €3,50 per uur bij de supermarkt.
Hoeveel verdient hij als hij 12 uur heeft gewerkt?
A
3,50 + 12= €15,50
B
12 x 3,50 = €42,-
C
€42,-
D
12 : 3,50 = €3,43
Slide 3 - Quizvraag
Jesse verdient €3,50 per uur bij de supermarkt.
Hoeveel verdient hij als hij 22 uur heeft gewerkt?
Slide 4 - Open vraag
Jesse verdient €3,50 per uur bij de supermarkt.
Welke formule hoort hierbij?
A
5 x 3,50 = €17,50
B
aantal uur + 3,50 = verdiende bedrag
C
bedrag x 3,50 = aantal uur
D
aantal uur x 3,50 = verdiende bedrag
Slide 5 - Quizvraag
Bert is schilder en rekent per uur €45,-. De voorrijkosten bedragen €25,-.
Hoeveel kost het als Bert 4 uur komt schilderen?
A
4 x 45 = €180,-
B
4 x (45 + 25) = €280,-
C
4 x 45 + 25 = €205,-
D
4 x 25 + 45 = €145,-
Slide 6 - Quizvraag
Bert is schilder en rekent per uur €45,-. De voorrijkosten bedragen €25,-.
Hoeveel kost het als Bert 6 uur komt schilderen?
Slide 7 - Open vraag
Bert is schilder en rekent per uur €45,-. De voorrijkosten bedragen €25,-.
Welke formule kan Bert gebruiken om de totale kosten te berekenen? aantal uur x .... + ... = totale kosten
Slide 8 - Open vraag
Mitchel doet mee aan een sponsorloop. Zijn vader betaalt hem 5 euro plus €0,50 per rondje.
Hoeveel krijgt Mitchel als hij 6 rondjes loopt?
A
6 x 5 + 0,50 = €30,50
B
6 x 0,50 + 5 = €8,-
C
6 x 0,50 = €3,-
D
6 x (5 + 0,50) = €33,-
Slide 9 - Quizvraag
Mitchel doet mee aan een sponsorloop. Zijn vader betaalt hem 5 euro plus €0,50 per rondje.
Hoeveel krijgt Mitchel als hij 10 rondjes loopt?
Slide 10 - Open vraag
Mitchel doet mee aan een sponsorloop. Zijn vader betaalt hem 5 euro plus €0,50 per rondje.
Welke formule kan Mitchel gebruiken? aantal rondjes x ... + ... = bedrag
Slide 11 - Open vraag
Joke doet ook mee aan de sponsorloop. Het bedrag dat zij krijgt kun je berekenen met de formule
aantal rondjes x 0,75 + 3 = bedrag.
Hoeveel krijgt Joke als ze 5 rondjes loopt?
A
5 x 0,75 = €3,75
B
5 x 0,75 + 3 = €6,75
C
5 x 3 + 0,75 = €15,75
D
5 x 3 = €15,-
Slide 12 - Quizvraag
Joke doet ook mee aan de sponsorloop. Het bedrag dat zij krijgt kun je berekenen met de formule
aantal rondjes x 0,75 + 3 = bedrag.
Hoeveel krijgt Joke als ze 7 rondjes loopt?
Slide 13 - Open vraag
Joke doet ook mee aan de sponsorloop. Het bedrag dat zij krijgt kun je berekenen met de formule
aantal rondjes x 0,75 + 3 = bedrag.
Hoeveel krijgt Joke voor elk rondje dat ze loopt?
A
€0,75
B
€3,-
C
€3,75
D
€2,25
Slide 14 - Quizvraag
Joke doet ook mee aan de sponsorloop. Het bedrag dat zij krijgt kun je berekenen met de formule aantal rondjes x 0,75 + 3 = bedrag. Joke verzwikt haar enkel en kan daardoor geen enkel rondje lopen. Toch verdient ze geld voor de sponsorloop. Welk bedrag krijgt Joke in dat geval volgens de formule?
A
€0,75
B
€3,-
C
€3,75
D
€2,25
Slide 15 - Quizvraag
De formule van de vorige opdracht kun je ook korter schrijven: a x 0,75 + 3 = b (Dit is een letterformule) Wat betekent a?
A
acht
B
alles
C
aantal rondjes
D
anders
Slide 16 - Quizvraag
De formule van de vorige opdracht kun je ook korter schrijven: a x 0,75 + 3 = b
Wat betekent b?
A
acht
B
alles
C
aantal rondjes
D
bedrag
Slide 17 - Quizvraag
Maak van deze woordformule een letterformule:
aantal rondjes x 0,50 + 5 = bedrag
A
ar x 0,50 = b
B
b x 0,50 + 5 = a
C
a x 0,50 + 5 = b
D
a + 5 x 0,50 = b
Slide 18 - Quizvraag
Maak van deze woordformule een letterformule: aantal x 5 - 2 = bedrag