Module veiligheid

Veiligheid
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Kernwoorden
  • Eigenschappen
  • Veilig werken
  • Gevaarlijke stoffen
  • Zintuigen
  • Gevarensymbolen en pictogrammen
  • A-,R- & S zinnen
  • PBM

Slide 2 - Tekstslide

Ik kan stoffen van elkaar onderscheiden door de stofeigenschappen te vergelijken
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Stofeigenschappen
Stoffen hebben bepaalde stofeigenschappen.
Voorbeelden van stofeigenschappen zijn: 

kleur: goud heeft een eigen kleur. 
geur: benzine kun je ruiken.
smaak: suiker heeft een zoete smaak.
brandbaarheid: aardgas is brandbaar, water niet.
giftigheid: koolmonoxide is een giftig gas.
dichtheid: de dichtheid van water is 1 kg/dm³
kookpunt: het kookpunt van alcohol is 78°C
smeltpunt: het smeltpunt van alcohol is -114 °C
oplosbaarheid in water: keukenzout is goed oplosbaar in water.
geleidbaarheid van stroom: koper geleid de stroom goed.

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt materialen herkennen aan hun stofeigenschappen.
Wat is GEEN stofeigenschap?
A
brandbaarheid
B
geur
C
massa
D
kleur

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de stofeigenschappen van spiritus?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
brandbaarheid
B
doorzichtigheid
C
gewicht
D
vorm

Slide 6 - Quizvraag

Welk rijtje bevat alleen maar stofeigenschappen?
A
kleur, smaak, volume
B
gewicht, brandbaarheid, hardheid
C
kleur, geur, hardheid
D
volume, gewicht, brandbaarheid

Slide 7 - Quizvraag

Je onderzoekt een bepaalde stof. Welke stof is dit?

De stofeigenschappen zijn;
Brandbaar, vaste fase, niet buigzaam.
A
Metaal
B
Glas
C
Benzine
D
Hout

Slide 8 - Quizvraag

Koper kun je herkennen aan verschillende stofeigenschappen. Welke stofeigenschap van koper is FOUT! Koper kun je herkennen aan?
A
de kleur
B
de dichtheid
C
de fase bij kamertemperatuur
D
de aantrekking door een magneet

Slide 9 - Quizvraag

Brandbevorderend
Corrosief
Slecht voor je hart
Irriterend
Pas op
Langetermijn gezondheidschade
Explosief
Ontvlambaar

Slide 10 - Sleepvraag

Soms lijken stoffen zo op elkaar dat je met de stofeigenschappen die we nu kennen ze niet uit elkaar kunnen houden. (geur, kleur, smaak, brandbaarheid)

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Daarom moet je als je eerlijk wil vergelijk de massa en het volume op elkaar afstemmen.
Als we gaan vergelijken kiezen we meestal hetzelfde volume en kijken dan naar de massa.  

We kiezen daarvoor altijd 1 cm3. Dus we kijken naar de massa per 1 kubieke centimeter.

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Ze hebben ontdekt dat als je die verhouding bekijkt (het aantal grammen per kubieke centimeter), dat dat voor elke stof altijd hetzelfde is.

Als je 1 kubieke centimeter water hebt, weegt dat altijd 1 gram. En als je 1 kubieke centimeter goud hebt, weegt dat altijd 19,3 gram.

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 2.4
Die verhouding g per cm3, is dus een stofeigenschap. Deze stofeigenschap noemen we de dichtheid.

https://www.youtube.com/watch?v=7Nzkrk5ywxU   

Slide 14 - Tekstslide

Wat is dichtheid?
De dichtheid, of soortelijke massa van een materiaal, is in de natuur- en scheikunde een grootheid die uitdrukt hoeveel massa van dat materiaal aanwezig is in een bepaald volume.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel je vult drie dezelfde bekertjes met:
1. alcohol
2. kwik
3. water

Ieder bekertje zal dan een ander gewicht hebben terwijl je van iedere stof even veel hebt.

Let op! De dichtheid is een stofeigenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Aluminium
Aluminium heeft bijvoorbeeld een dichtheid van 2,70 g/cm3. Dit spreek je uit als 2,70 gram per kubieke centimeter. Als je dus 1 cm3 aluminium neemt en op een weegschaal legt, geeft de weegschaal 2,70 gram aan.

Slide 17 - Tekstslide

Dichtheid (formule)
ρ=Vm
ρ=dichtheid(cm3g)
m=massa(kg)
V=volume(m3)

Slide 18 - Tekstslide

Formule
m staat voor mass in gram (g)

ρ staat voor de dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)

V staat voor volume in kubieke centimeter (cm3)

Slide 19 - Tekstslide

Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 20 - Tekstslide

Volume
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.

volume = lengte x breedte x hoogte

Slide 21 - Tekstslide

Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Bereken de dichtheid van het blokje.

m = 324 g
V = 4 x 3 x 10 = 120 cm3
ρ = m:V = 324 : 120 = 2,70 g/cm3

Dit is dus waarschijnlijk aluminium

Slide 23 - Tekstslide