H3 Beeldspraak h1, h2, h3, h4

LEZEN
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

LEZEN

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak hoofdstuk 2
Hyperbool = overdrijven
Understatement = afgezwakt
Eufemisme = zacht, tactvol uitgedrukt

Slide 3 - Tekstslide

"Whoeaah, ik ging helemaal stuk!"
"Whoeaahh, ik ga helemaal stuk!"

Slide 4 - Tekstslide

"Whoeaah, ik ging helemaal stuk!"
"Whoeaahh, ik ga helemaal stuk!"
Figuurlijk bedoeld
Overdrijven
Hyperbool

Slide 5 - Tekstslide

"Van de winst heeft hij een aardig optrekje gekocht."

Slide 6 - Tekstslide

"Van de winst heeft hij een aardig optrekje gekocht."
Afgezwakt
Understatement

Slide 7 - Tekstslide

Gezocht: 
volslank model

Slide 8 - Tekstslide

Gezocht: 
volslank model
Mollig/Dik
tactvol uitgedrukt
Eufemisme

Slide 9 - Tekstslide

Welke vorm van beeldspraak is hier gebruikt?

Slide 10 - Tekstslide

Welke vorm van beeldspraak is hier gebruikt?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welkom H3C
Lezen
Toetsstof
Instructie beeldspraak

Slide 13 - Tekstslide

LEZEN
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Toetsstof
  • lezen H3 en H4  
  • Woorden woordenschat H3  en H4 
  • pleonasme, tautologie, metoniem, metafoor. 
  • alle woordsoorten

Slide 15 - Tekstslide

Beeldspraak hoofdstuk 3

Metafoor = Zij heeft echt een gat in haar hand 
(beeldspraak heeft geen directe relatie met het object)
Metoniem = de mensen willen meer blauw op straat (beeldspraak heeft wel een directe relatie)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden van metaforen:
De koning van de wildernis liep op zijn gemak over de savane.

Hij is nogal zuinig op zijn heilige koe.

'Man, man, man, wat een ezel ben jij toch!'

'Wat een wolk van een baby!'

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden van een metoniem
Oranje wint voor de derde keer op rij!

'Wijnen, wijnen, wijnen!'

En weer hebben ze goud gewonnen!

'Heb je die laatste van Tarentino gezien?'

Slide 18 - Tekstslide

Noteer: beeldspraak - vorm - betekenis.
'Ik heb echt een hekel aan die heks van Nederlands!'

'Ik zou wel een glaasje lusten!'

Hé badmuts, geef die bal eens naar voren!'

'Ik trek vandaag mijn Nikes aan.'

Slide 19 - Tekstslide

Pleonasme
dubbelop

Slide 20 - Tekstslide

Beeldspraak hoofdstuk 4
Pleonasme = overbodige toevoeging (van meestal bijv.nw)
Harde steen

Tautologie = twee woorden met gelijke betekenis (synoniemen)
boos en verdrietig, enkel en alleen

Slide 21 - Tekstslide

Witte sneeuw
Ronde cirkel

Slide 22 - Tekstslide

In Amsterdam staan de huizen schots en scheef.
Het is een en al pracht en praal.

Slide 23 - Tekstslide

Pleonasme of tautologie?
Misschien dat we wellicht met de auto gaan?

Hij ging even liggen in het groene gras.

Het was natuurlijk vanzelfsprekend dat hij de gele boterbloemen aan zijn vriendin gaf.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Oefeningen met metoniemen: blz. 88/89 : 1+2

Oefeningen met pleonase en tautologie: blz. 120/121 : 1+2

Oefenen leesvaardigheid H4: lees goed de theorie over feitelijke en waarderende argumenten en maak opdracht 3 of 4.

Slide 25 - Tekstslide