Spelling 2.8 2 basis

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Spelling 2.8 VB2

Hoofdletters gebruik je:

- aan het begin van de zin;

- voor eigennamen van:

  Personen en dieren

  Merken

  Straten 

-  voor aardrijkskundige namen 

- voor feestdagen 

LET OP:

- bij een 's  of een 't

's Morgens 

't Gooi

- bij achternamen 

Mevrouw van den Heuvel 

Yuna Theuns

Piet van Dijk 

Lesplanning les 1

- 10 minuten lezen

- Bespreken doelen paragraaf 2.8

- Uitleg theorie (herhaling) 'Persoonsvorm in de verleden tijd'

- Opdracht 1 t/m 5 maken 

Lesdoel:

- Je weet wat de lesdoelen zijn van deze paragraaf en begrijpt wat sterke en zwakke werkwoorden zijn

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 131 t/m 133

Lesplanning les 2

- Herhaling theorie 'Persoonsvorm in de verleden tijd'  

- Theorie 'meervoud op -iën, -ieën, -eën' > Filmpje 

Lesdoel:

- Je begrijpt meervoud op -iën, -ieën, -eën'

Huiswerk

Dicteewoorden die je fout hebt 5x overschrijven

Opdracht 7, 8 en 10 

op blz. 137

Theorie 

Lesplanning les 3

- Dicteewoorden doornemen

- Mini dictee

- Opdracht 11 en 12 maken

Lesdoel:

- Je kent de dicteewoorden en weet waar jouw leerpunten liggen!

Huiswerk

Opdracht 11 op blz. 137 

Lesplanning les 4

Test jezelf 2.8 spelling

Inloggen via Magister! 

Lesplanning les 5

Test jezelf 

2.5 woorden

en 2.7 grammatica

Inloggen via Magister! 

Lesplanning les 6: Herhaling

Lesdoel: In deze les herhalen we alles wat je moet kennen voor de toets 

Woorden 2.5 

Wat moet je kennen van 2.5?

Schrijf zoveel mogelijk woorden met een achtervoegsel op in 2 minuten 

Grammatica 2.7

Wat moet je kennen van 2.7?

Oefenen: Benoem de woordsoorten in de zinnen

1. Sommige mensen doen zulke domme dingen.

2. Een Nederlandse toerist wilde graag 2 tulpen plukken.

3. De eerste leeuw liet de man schrikken.

4. Alle mensen kennen toch dat tv-programma.

Spelling 2.8

Wat moet je kennen van 2.8?

Oefenen: Persoonsvorm in de verleden tijd

1. De orkanen (hebben).......... een enorme kracht.

2. Mijn vrienden (praten).......... over het gevaar.

3. Heel veel mensen (zijn).......... ontzettend bang.

4. Ik (schrikken).......... van de orkaan.

5. Wij (wachten).......... totdat we nieuws kregen. 

6. Jij (worden).......... ook heel bang. 

Oefenen: Meervoud op -iën, -ieën en -eën

1. (drie) Wij waren met zijn..........

2. (kolonie) Nederland had vroeger wel veel..........

3. (porie) Op jouw neus heb je veel..........

4. (knie) Ik had pijn, want ik was gevallen op mijn..........

5. (fotokopie) Ik maakte twee..........

6. (calorie) Je moet daar niet te veel van eten, dat zijn veel..........

Dicteewoorden

Noteer de dicteewoorden juist in je schrift.

Dicteewoorden