Rekenen anderstalige

Welkom lieve studenten bij de les rekenen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom lieve studenten bij de les rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Dit kunnen jullie na vandaag:
Jullie kunnen van de tafels  6 en 8, deelsommen maken
Jullie gaan oefenen met hoofdrekenen.
We gaan oefenen met jullie laatste opdrachten bij meester Koen

Slide 2 - Tekstslide

de tafel van 6

Slide 3 - Tekstslide

Waar of niet waar?
3 x 6 is hetzelfde als 6 x 3
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

1 team bestaat uit 6 spelers
Ik heb nu 7 teams.
Welke keersom hoort erbij?
A
6 x 6
B
7 x 6
C
1 x 6
D
8 x 6

Slide 5 - Quizvraag

Welke som hoort bij
de helft van 10 x 6
A
2 x 6
B
20 x 6
C
5 x 6

Slide 6 - Quizvraag

3 x 6 = 19
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag


6 x 6 =
A
36
B
63
C
34
D
32

Slide 8 - Quizvraag

4 x 6 =
A
20
B
18
C
24
D
16

Slide 9 - Quizvraag

Is 2 x 6 het dubbele van
A
1 x 6
B
2 x 6
C
3 x 6
D
4 x 6

Slide 10 - Quizvraag

5 x 8 =
A
30
B
45
C
40
D
64

Slide 11 - Quizvraag

4x8=
A
24
B
32
C
40
D
48

Slide 12 - Quizvraag

2 x 8 =
A
16
B
12
C
8
D
20

Slide 13 - Quizvraag

3 x 8 =
A
16
B
24
C
40
D
42

Slide 14 - Quizvraag

30  X  60
30 X 6 (denk aan 3 x 6), daarna nog x 10

30 x 6   =  180
180 x 10 = 1800

Slide 15 - Tekstslide

540 = 6 x
Hoeveel groepjes van 6 passen er in 540?

Tafel van 6, hoeveel .......... x 6 is 54?              9x
Dus hoeveel in 540?                                             90x

Slide 16 - Tekstslide

Bingo  

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1
Je gaat met een vriend naar het terras en je drink thee en koffie.
Koffie is €1,75 en thee is €1,50.
Hoeveel moeten jullie samen betalen?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 2
Je moet bij een restaurant €4,50 betalen.
Je betaalt met een briefje van €10,-.

Hoeveel krijg geld krijg je terug?

Slide 19 - Tekstslide

opdracht 3
9 x 6 =

Slide 20 - Tekstslide

opdracht 4
8 x 3 =

Slide 21 - Tekstslide

opdracht 5
6 x 5 =

Slide 22 - Tekstslide

opdracht 6
6 x 7 =

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 7
Voor 1 taart moet je 100 gram boter toevoegen.
  1. Je eet met 5 mensen deze taart op. Hoeveel gram boter heb je gegeten?

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 8
Voor 1 taart moet je 100 gram boter toevoegen.
  1. Je eet met 2 mensen deze taart op. Hoeveel gram boter heb je gegeten?

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 9
Voor 1 taart moet je 2 eieren toevoegen.
  1. Als je 3 taarten bakt, hoeveel eieren heb je dan nodig?

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 10
Voor 2 taarten moet je 4 eieren toevoegen.
  1. Als je 4 taarten bakt, hoeveel eieren heb je dan nodig?

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 11
Als je 1 taart bakt, kan je hier met 10 personen van eten.
  1. Als je 4 taarten bakt, hoeveel personen kunnen dan taart eten?

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 12
Ik ga met de trein van Etten-Leur naar Amsterdam.
1 reis (alleen heen) kost 25 euro.
Hoeveel kost mijn treinkaartje als ik heen en terugreis?

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 13
Ik ga heen en weer van Bergen op zoom naar Rotterdam. IK moet €36,00 betalen.
Morgen ga ik alleen heen van Bergen op Zoom naar Rotterdam. 
Hoeveel moet ik dan betalen?

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 14
Ik ga volgende week naar Amsterdam met de trein. Het treinkaartje is €56,25. Ik krijg €10,00 terug van de NS.
Hoeveel moet ik betalen voor mijn treinkaartje naar Amsterdam?

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 15
Je gaat met een vriendin een nachtje weg. Jullie delen de kosten van de kamer.
De kamer kost €140 per nacht.
Hoeveel moet jij betalen?

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 16
Je gaat uit eten. Op de rekening staat:
  • voorgerecht €14,00
  • Hoofdgerecht €20,00
  • Nagerecht €10,00
Hoeveel moet je betalen?

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 17
Je gaat koekjes bakken.
Deeg kost €2,25
Boter kost €1,75
Eieren kosten €2,00
Hoeveel moet je betalen om koekjes te kopen?

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 18
Je gaat koekjes bakken.

Je bent met 16 studenten. Er zijn 4 pakken koekjes. Hoeveel studenten moeten er met 1 pak doen?

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 19
Je gaat koekjes bakken.

Uit 1 pak kan je 12 koekjes bakken.
Als we 2 pakken hebben, hoeveel koekjes kunnen we dan bakken?

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 20
Hebben jullie een beetje trek gekregen van al dat eten en die koekjes?

Slide 37 - Tekstslide