Les 1 - Bloed

Kerntaak 1 theorie

Bloed                                               




1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
KT1 theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Kerntaak 1 theorie

Bloed                                               




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
  • Welkom + Osiris
  • Hoe ging de toets? 
  • Vooruitblik op periode 2
  • Samenstelling bloed en functie. Hierbij zal dit vanuit de LessonUp interactief zijn met theorie en daaraan gekoppeld vragen + filmpjes.
  • Afsluiting en huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • Benoemen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
  • Uitleggen wat de belangrijkste functies zijn van rode bloedcellen, witte
       bloedcellen en bloedplaatjes.
  • Je weet hoe en wat ABO inhoudt



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat neem je mee qua voorbereiding op de toets van module 1B naar de voorbereiding op de toets van module 2A en B?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je anders doen?/Welke tip geef je jezelf mee?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik op periode 2
Pak de studentenplanning KT1 erbij en beantwoord samen de volgende vragen:
-Welke onderwerpen komen aan bod?
-Wanneer is de deadline voor MBO leren/Medilect?
-Wanneer is de toets?
-Waar vind je de leerstof?
-Waar vind je de te leren medicijnen?

Slide 6 - Tekstslide

Zie studentenhandleiding op Teams (Deze is voor KT1 theorie en praktijk. In deze les alleen in gaan op theorie) Wel benoemen dat er weer een gezamenlijke toets is maar nu voor heel module 2 (A en B) aan het eind van de periode in de bijzondere lesweek.
Boek
  • Medische terminologie anatomie en fysiologie: H.7

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed
  • 7% van ons lichaamsgewicht is bloed  (iemand van 70kg heeft dus ongeveer 5 liter bloed)
  • Gemaakt door stamcellen in beenmerg van grote botten

Slide 8 - Tekstslide

Grote botten zoals het bekken en de wervels

Een pasgeboren baby heeft
ongeveer 400 ml bloed. Dat is nog
geen klein flesje cola vol!

Volwassenen hebben veel meer bloed:
ongeveer 5 liter. En dat is een halve emmer vol.

Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 9 - Quizvraag

C
Deze en de volgende vraag gebruiken om voorkennis te activeren.
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 10 - Quizvraag

D

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Beenmerg --> die maken stamcellen --> maken rode/witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Rode - zuurstoftransport
Witte - afweer
Bloedplaatjes - bloedstelping
Bloedcellen: Rood
Rode bloedcellen: Erytrocyten (95% van aantal bloedcellen)
  • Zorgen voor rode kleur van bloed
  • Geen celkern
  • Leven 120 dagen
  • Worden continu aangemaakt in rode beenmerg
  • Transport van zuurstof door hemoglobine
  • Hematocrietwaarde: hoeveel procent bloed bestaat uit rode bloedcellen


Afbraak in rode beenmerg en milt: ijzer en bilirubine

Slide 13 - Tekstslide

Hemoglobine geeft ook de rode kleur aan het bloed/de bloedcel

Zuurstof kan slecht oplossen in een vloeistof, heeft iets nodig om zich aan te binden = hemoglobine.
Kleur is donker als er geen zuurstof aan gebonden is, anders lichtrood.

IJzer en bilirubine zijn de afbraakproducten van hemoglobine en worden via gal met de ontlasting uitgescheiden.

Bloedcellen: Wit
Witte bloedcellen: Leukocyten
  • Gemaakt in rode beenmerg, milt en lymfeknopen
  • Niet veel, maar kunnen snel vermeerderen 
  • Hebben een celkern en geen vaste vorm
  • Beschermen tegen infecties, vreemde stoffen , bacteriën en virussen


70% Granulocyten: 
  • Bevatten korrels in cytoplasma
  • 'Eten' ziekteverwekkers
      op (fagocytose)

25% Lymfocyten:
  • Specifieke afweer (B- en T-lymfocyten) en immuniteit
  • Produceren antistoffen

Slide 14 - Tekstslide

Zoals gezegd worden antistoffen geproduceerd door de lymfocyten. 

In dit verband dient te worden opgemerkt dat het aidsvirus alle lymfocyten uitschakelt. Aidspatiënten kunnen dus geen antistoffen meer produceren. Zij zijn dus nog nauwelijks in staat om weerstand te bieden tegen micro-organismen.

Als rode bloedcellen na 120 dagen uit elkaar vallen ruimen de witte bloedcellen dit op.
 

Slide 15 - Video

Hier zie je Fagocytose door 70% Granulocyten:

Bevatten korrels in cytoplasma
'Eten' ziekteverwekkers
  op (fagocytose)
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes: Trombocyten (stollingscellen)
  • Stukjes van cellen uit het rode beenmerg
  • Geen celkern
  • Kleiner dan bloedcellen
  • Leven ongeveer een week
  • Spelen een rol bij bloedstolling

Slide 16 - Tekstslide

Bloedplaatjes zijn zelf dus geen cellen

Worden aangemaakt in het rode beenmerg

Bloedstolling: het proces waardoor bloed klontert en hard wordt. Het is één van de processen die bloedverlies bij verwondingen beperkt.


Slide 17 - Video

wond:
1. Spiercellen gaan samentrekken
2. bloedplaatjes hechten aan wand van vat(vaatje) (wond).
3. tijdens hechten chemische stof vrij -->
    fibrinogeen word geactiveerd.
4. fibrinogeen maakt fibrinedraden-
    netwerk van draden
5. korstvorming - stolling ( trombus)
6. genezing

Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang =  trombokinase
Vraag 5: Vul de juiste woorden in op de juiste plek.
Bloedplaatjes worden ook wel                         genoemd. Bij beschadiging breken ze snel, waardoor er                                vrijkomt, wat nodig is voor de bloedstolling. Na een ingewikkeld proces wordt het plasma-eiwit                               omgezet in                               . Dit vormt een dicht netwerk waarin het stolsel, de                         blijft hangen.
trombocyten 
trombokinase
fibrinogeen
fibrine
trombus

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplasma
Bloedplasma: 55% van het bloedvolume
Heldere, lichtgele vloeistof dat stoffen vervoert
  • Water (91%): warmteregeling, oplosmiddel
  • Plasma-eiwitten (7%): uitwisseling van stoffen met cellen, zorgen voor stroperigheid van bloed, binding van zouten en afvalstoffen 
  • Zouten (0,9%): invloed op bloeddruk, werking van spieren
  • Voedingstoffen: glucose, aminozuren, vetzuren en vitaminen
  • Afvalstoffen: ureum, urinezuur, koolstofdioxide, bilirubine

Slide 19 - Tekstslide

Plasma in je vaten = gele vloeistof waarin rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes rondzwemmen.

De plasma-eiwitten zijn erg belangrijk:
Je bloed zit ook vol met eiwitten. Bloed bestaat voor 45% uit bloedcellen en voor 55% uit plasma.
In het bloedplasma zitten wel duizenden verschillenden eiwitten.

Aantal plasma-eiwitten is betrokken bij de bloedstolling (fibrinogeen)
Plasma-eiwitten kunnen een afweerfunctie hebben, omdat de in ons bloed voorkomende antistoffen tot de plasma-eiwitten behoren.
Herhaling en goed om te weten
  • Pus: een mengsel van dode witte bloedcellen gedode bacteriën.
  • Etter: is een ander woord voor pus.
  • Hemoglobine: een stof is die rode bloedcellen maakt.
  • Trombose: een ander woord voor een bloedprop (door bloedstolling) in een
                           bloedvat.
  • Rode bloedcellen: hebben geen celkern, net als bloedplaatjes.
  • Bloedstolling: wordt veroorzaakt door bloedplaatjes en een stof in je
                                  bloedplasma.
  • Witte bloedcellen: hebben wel een celkern en kunnen door de wand van
                                           haarvaten door.

Slide 20 - Tekstslide

Hieronder 14 vragen gekoppeld aan de theorie die net is gegeven.
Wat is blijven hangen? Wat weet je nu al?
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep naar doel : 1, 2, nr.4 en nr. 8
A
B
nr. 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

nr 4
nr 7
nr 8
witte bloedcellen
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 23 - Sleepvraag

1= C
2 = D

nr 3
nr 5
nr 6
eiwitten
bloedplaatjes
bestaat vooral uit water
vaste bestanddelen
opgeloste stoffen

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

B

Welk van de volgende onderdelen van het bloed
heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 26 - Quizvraag

B

Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 27 - Quizvraag

A
Wat is de belangrijkste taak
van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Afweer

Slide 28 - Quizvraag

A
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 29 - Quizvraag

D

Iemand met bloedarmoede
heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 30 - Quizvraag

C
Hier gaan we het de volgende les  uitgebreider over hebben.

Even een link naar MTH:
Acceptabele waarden HB meting:
Vrouwen: 7,5-10
Mannen: 8.1 -11
Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 31 - Quizvraag

D

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 32 - Quizvraag

C
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Het vloeibaar maken van bloed, zodat het goed kan stromen.

Slide 33 - Quizvraag

C
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren

Slide 34 - Quizvraag

B
ABO stelsel

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

De resusfactor is een eiwit dat zich op de rode bloedcellen kan bevinden en daarmee een deel van de bloedgroep bepaalt. 
Wanneer dit eiwit aanwezig is op de rode bloedcellen ben je resuspositief. Zonder dit eiwit ben je juist resusnegatief.

Op de buitenkant van de rode bloedcellen zitten eiwitten die antigenen worden genoemd.
Bloedgroep A heeft bijvoorbeeld antigeen A op zijn bloedcel. Als er vreemde antigenen binnendringen, worden antistoffen geproduceerd.
Rhesus-bloedgroepensysteem
Rhesus-bloedgroepensysteem: gebaseerd op rhesusantigenen

  • Rhesuspositief (+): het rhesusantigeen is aanwezig
  • Rhesusnegatief (-): er is geen rhesusantigeen aanwezig

Antilichamen tegen het rhesusantigeen worden pas aangemaakt na het eerste contact

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leer:
  • Medische terminologie anatomie en fysiologie: H. 7

Maak:
  • Opdracht bloed
  • Bloedgroepen en bloedziekten  opdracht 1 t/m 6 (Opdracht 7 en 8 hoeft nog niet gemaakt te worden!)

Lever de gemaakte opdrachten uiterlijk in via de 2 inleverbakjes op Cumlaude op:

  • Dinsdag 26 november 2024


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies