1 basis - spelling: hoofdstuk 2 - korte en lange klanken (les 1)

Spelling: korte en lange klanken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling: korte en lange klanken

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
In deze les gaan we het hebben over klankgroepen en korte + lange klanken.

Aan het eind e van deze les:
  • weet je wanneer je een enkele of dubbele klinker moet schrijven;
  • weet je wanneer je een enkele of dubbele medeklinker moet schrijven;
  • herken je klankgroepen in woorden.


Slide 2 - Tekstslide

Het woord school heeft een:
A
kort klank
B
lange klank

Slide 3 - Quizvraag

Het woord hand heeft een:
A
korte klank
B
lange klank

Slide 4 - Quizvraag

Klankgroep
Een woord kun je in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit één of meer klankgroepen bestaan. 

Voorbeeld:
kroket
kro -    je hoort oo; dit is een lange klank
ket        je hoort e; dit is een korte klank

Het woord kroket heeft dus 2 klankgroepen; een lange en een korte klankgroep.

Slide 5 - Tekstslide

Het woord olifant heeft:
A
1 klankgroep
B
2 klankgroepen
C
3 klankgroepen

Slide 6 - Quizvraag

Aan de slag.....
Je gaat nu opdr. 17 en 18 maken op blz. 66.

Slide 7 - Tekstslide

Een woord met een korte klank langer maken.
Hoor je de korte klank aan het einde van de klankgroep?  Dan komt er een medeklinker bij als je het woord schrijft. 

pet
Dit woord heeft een korte klank, dus je verdubbelt de medeklinker. 
pet  - petten

Slide 8 - Tekstslide

Een woord met een lange klank langer maken.
Hoor je de lange klank aan het einde van de klankgroep?  Dan laat je een klinker weg als je het woord schrijft. 

schaap
Dit woord heeft een lange klank, dus je laat een klinker weg. 
aap  - apen

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag......
Je gaat nu opdr. 19 + 20 op blz. 67+68 maken. Schrijf het hele woord goed op.

Slide 10 - Tekstslide

Tijd voor het dictee
Ik lees 10 zinnen voor en per zin herhaal ik 2 woorden. Deze twee woorden schrijf je goed op in je schrift. Succes!!

Slide 11 - Tekstslide