Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Deze video's kan je gebruiken om de opdrachten 1 tot en met 5 op te lossen.
Slide 3 - Tekstslide
1. Welke procent som moet je hier gebruiken?
2. Mag je niet fout hebben. Een echte leervraag
3. Het plaatje laat zien dat nettowinst bestaat uit
brutowinst en bedrijfskosten.
100 % berekenen
€ 4,62 miljard = 5,5 %
Hoeveel is 100% ?
oplossing
(€ 4,62 / 5,5) X 100 = € 84 miljard
C
Slide 4 - Tekstslide
De bedrijfskosten zijn gestegen. Daar kan je dus niks mee doen. Hoe kan de nettowinst dan toch toenemen? Bekijk het plaatje.
Als de omzet/brutowinst meer stijgt dan dat de kosten stijgen dan krijgt ze meer nettowinst.
Slide 5 - Tekstslide
4. Gegeven boven de opdracht
Inkoopprijs € 35,- exlusief btw. Als ze je op het examen de prijs met btw geven moet je deze er eerst uithalen. Bruto-en nettoresultaat altijd berekenen zonder btw!!
Brutowinstmarge 140 % van de inkoopprijs
Bereken de consumentenprijs is de prijs met 21% btw.
Slide 6 - Tekstslide
Berekenen brutowinstmarge
Berekenen consumentenprijs
5. Combinatie echt in de winkel en online is de vraag. Denk aan je woordenboek bij examen dan kan je woorden opzoeken die je niet kent
(€ 35 / 100) X 140 = € 49 (1p)
€ 35 + € 49 = € 84 is verkoopprijs zonder btw
(€ 84 / 100) X 21 = € 17,64 btw
€ 84 + € 17,64 = € 101,64 consumentenprijs (1p)
Je kan in de winkel dekwaliteit beoordelen en dan online bestellen
Je kan online bestellen en het in de winkel terugberengen
Als het een echte winkel is heeft de klant meer vertrouwen in de online winkel
Slide 7 - Tekstslide
6. Ander onderdeel collectieve sector dan de gemeente. Mag je niet fout hebben.
7. Leer vraag mag je niet fout doen
8. Procenten maken welke formulen
moet je gebruiken?
Rijk,provincie,waterschappen of instellingen die voor sociale zekerheid zorgen
Onroerendzaak belasting (OZB)voor huiseigenaren
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting
Hoeveel Zonder startkwalificatie DAN Met start kwalifikatie
achter woordje dan onder de deelstreep.
Oplossing
€ 32.500 - € 24.050 = € 8.450 hebben ze meer
( € 8.450 / € 32.500) X 100 = 26%
Slide 8 - Tekstslide
Het stelsel van Sociale zekerheid
. Wajong
Slide 9 - Tekstslide
9. Vragen uit schema hiervoor zitten vaak in het examen. Echte leervraag.
10 Ze willen je laten schrikken met het woord i/a ratio. Maar er staat letterlijk in de tekst wat dit is.
De i/a ratio wordt berekend door het aantal niet-actieven te delen door het aantal actieven.
1. de algemene middelen van de overheid. In gewoon nederlands belastingen
2. werknemersverzekering
Tip
Als je niet weet wat er gebeurd maak dan een makkelijk cijfer voorbeeld.
Dan kan je zien wat er met de ratio gebeurd.
Slide 10 - Tekstslide
1. Aantal jongeren wat werkt wordt groter. De actieven wordt dus meer.
2. Meer werkende wat gebeurt er dan met het betaalbaar houden van de sociale zekerheid.
11. Zelfde procent som als bij vraag 8. Hier hebben ze het woord van gebruikt omdat dat een mooiere zin opleverd.
50 / 100 = 0,5
50/ 130 = 0,38
1=lager
2. Stijgt
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Oplossing
Verschil in prijs is € 1,50 - € 0,30 = 1,20
Achter woord van, waarvan onder de deelstreep = moderne baksteen
(€ 1,20 / € 0,30 )X 100 = 400%
12. Welke procentsom moet
je hier gebruiken?
Oplossing
(€ 500.000 / € 500.000.000) X 100 = 0,1%
Niet afgerond op 1 deciamaal is 0 punten
Slide 14 - Tekstslide
13.
14. Staat bij vraag dat de moderne steenfabrieken grotendeels geautomatiseer zijn. Wat gebeurt er met de arbeids-productiviteit door automatisering?
D
Arbeidsproductiviteit is wat 1 weknemer in een bepaalde periode maakt.
Deze stijgt door automatisering
Oplossing
1 hoger
2 mee
Slide 15 - Tekstslide
15.
16. Weet je niet meer wat
exportquote is bekijk dan
het filmpje.
17.
Vraag = export van Nederland naar VS dus A en C kunnen niet
B kan je berekenen Nationaal inkomen per hoofd X bevolking en is niet Nld - VS dus ook fout
D
Exportqoute: Exportwaarde/ nationaal inkomen (BBP) X 100
Uit opdracht 52 % van het NI wordt dus geexporteerd.
€ 640 miljard / 100 X 52 = € 338 miljard is de exportwaarde. (1P)
Naar Amerika € 13,52 miljard. Hoeveel % van totale exportwaarde naar VS . Dus welke formule?
Heel goed!! deel / geheel X 100
( € 13,52 miljard / € 338 miljard ) X 100 = 4%
B
Slide 16 - Tekstslide
INVLOED VAN WISSELKOERSEN
Nog even herhalen
Wisselkoers € stijgt -->VS moet meer $ betalen voor de € --> internationale concurrentiepositie verslechtert --> export daalt.
Wisselkoers € daalt --> VS moet minder betalen voor de € --> internationale concurrentiepositie verbetert --> export stijgt.
Slide 17 - Tekstslide
18.
19.
A
VS hoeft minder $ te betalen voor de € omdat deze in waarde is gedaalt. Wij worden dus goedkoper voor de VS.
B
Slide 18 - Tekstslide
20. Je moet je antwoord halen uit deze informatiebron en je moet 2 redenen noemen.
Met welke 2 dingen moeten dan in je antwoord komen?
Tip
Iets met nationaal inkomen en met de omvang van de bevolking
Oplossing
Hoge exportwaarde van Nederland naar de VS:
1.VS heeft een hoog nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
2.VS groot aantal inwoners waardoor ze niet alles zelf kunnen maken en daarom moeten ze importeren van het buitenland
Slide 19 - Tekstslide
21. In deze opdracht 4 p's.
Je moet er 6 kennen. Boek
bladzijde 13 of bekijk het
filmpje
A=3
B=4
C=2
D=1
22. Hoeveel kilometer per jaar?
Let op enkele reis ze moet ook nog terug
Dus 35 km X 2 = 70 kilometer per dag. Vijf dagen per week en 40 weken.
70 kilometer X 5 X 40 = 14.000 kilometer ( 1p)
Slide 20 - Tekstslide
Hoeveel liter benzine
heeft ze nodig per jaar? Hoeveel kost dit?
14.000 kilometer / 25 liter = 560 liter per jaar
560 X € 1,50 = € 840
23.
Welke procent som?
Achter woord dan onder de deel streep.
Totaal hotel en tandartsassistente uitrekenen
Hotel € 540 Tandartsassistente € 450. Veschil € 90 duurder
Hoeveel % is 90 van € 450 ?
( € 90 / 450) X 100 = 20% duurder.
Slide 21 - Tekstslide
24. Deze vraag mag je niet fout hebben.
25.
Weet je niet meer welke
soorten werkloosheid er zijn.
Of weet je niet meer precies
wat het is? Bekijk de filmpjes
LET OP opleiding staat er al kan je dus niet gebruiken!!!!!
Veantwoordelijkheid
Als er veel vraag is naar dit werk, Krappe arbeidsmarkt
Ervaring
Leeftijd
Zwaar en onaangenaam werk
1. behoeften
2. technologische ontwikkeling
3. structurele werkloosheid
Slide 22 - Tekstslide
Soorten ontwikkelingshulp
Structurele hulp : Deze hulp is erop gericht om armoede te bestrijden door deze bij de oorzaak aan te pakken.
Noodhulp : Acuut hulp geven dat direct nodig is, zoals bij een natuurramp, oorlog of uitbraak van een ziekte.
Bilaterale hulp : Landen geven direct hulp aan elkaar. Bijvoorbeeld: Nederland geeft geld aan Uganda voor een nieuwe brug.
Ontwikkelingshulp bestaat uit twee varianten:
Gebonden hulp : De bestemming van de hulp is met voorwaarden.
Ongebonden hulp: De bestemming van de hulp is zonder voorwaarden.
Slide 23 - Tekstslide
26 Deze vraag mag je niet fout doen.
27. Wat staat er in de tekst
gegeven?
28. Gebruik de informatiebron
Hoeveel euro hebben ze van
particuliere ontvangen?
Structurele hulp omdat het gericht is op de lange termijn om de armoede te bestrijden
Tip
€ 60 miljard = 0,5 % van het NI van alle EU landen.
Hoeveel is 100 % ?
Ze wilde 0,7% van het totale NI uitgeven aan ontwikkelingshulp.
Naar loonheffing en sociale premies( zijn werknemersverzekering premies) € 108 + € 732 = € 840 deel
Brutoloon uitrekenen:
€ 108 + € 732 + € 1.560 = € 2.400 geheel (1p)
(€ 840 / € 2.400) / 100 = 35%
Slide 28 - Tekstslide
32. Wat wordt er bedoeld met primair inkomen?
Brutoloon
33. Bijstandsuitkering wordt lager. Waarom neemt dan het aantal bijstandsuitkering af?
Daar moet je echt een antwoord op kunnen bedenken.
Het verschil tussen minimumloon en de bijstand wordt groter. Hierdoor willen mensen eerder gaan werken omdat het verschil in geld tussen werken en uitkering veel groter is. Het aantal bijstandsuitkeringen daalt.
Slide 29 - Tekstslide
34. Gegeven i/a ratio =
aantal inactieve/aantal actieve = i/a ratio
? / 6,2 miljoen = 0,46
Nu ga je hetzelfde doen als bij wiskunde, naar de ander kant brengen dus de oplossing
0,46 X 6,2 miljoen = 2.852.000 inactieven.
Slide 30 - Tekstslide
35. Even rustig adem halen en logisch denken.
Dit kan je!!
36. Hoe kan de overheid zorgen voor werk-
gelegenheid, banen, door het belastinggeld?
Punten verdeling benoemen
1p en uitleg 1p
1. hogere
2.daallt
3.minder
4.meer
De overheid kan investeren in de infrastructuur. Deze inverstering levert banen op omdat er wegen aangelegd moeten worden of deRotterdamse haven moet groter worden gemaakt. Dit levert allemaal banen op.
De overheid is een grote werkgever. De ambtenaren worden betaald met belastinggeld. Geven dit uit vraag naar goederen en de werkgelegenheid stijgt.
Of met belastinggeld krijgen mensen bijstandsuitkeringen en hebben zo geld om uit te geven waardoor de vraag naar goederen stijgt en meer werkgelegenheid.
Als er ook gevraagd werd om hoeveel procent zijn de kredietkosten van de lening? Formule deel / geheel X 100
(€ 171 / € 1.149) X 100 = 14,88 = 14,9% op 1 decimaal afgerond
40.
Slide 33 - Tekstslide
42
Je moet bovenstaande bron gebruiken in je antwoord. Doe je dat niet dan geen punt.
Volgende bladzijde de omzettingstabel voor je cijfer.
De kredietverstrekker weet dan of de aanvrager van de lening achterstanden met terugbetalen heeft bij andere leningen. Als dat zo is, is de kans groot dat deze persoon ook deze lening niet op tijd teug betaalt en zal de kredietverstrekker de lening weigeren. Het risico van niet terugbetalende klanten wordt zo kleiner