(P2) Les 5: Herhaling klimaat

Startklaar
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Wat gaan we doen?
Wat heb je nodig tijdens AK. 

  • Leerboek en werkboek
  • Map met inhoud 
  • Pen 
  • Laptop


Planning 

Herhaling klimaat 

Slide 2 - Tekstslide

1 min
Vorige les
Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Terugblik
A                A                B                C      

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Lesdoel
De leerlingen kennen de volgende klimaatzones en de Koppenclassificatie: tropisch, droog, gematigd, landklimaat en polair.

 Je kan klimaatgrafieken interpreteren en uitleggen hoe klimaatfactoren zoals zee, wind en loefzijde invloed hebben op het klimaat.

Slide 5 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Voorkennis
1. De leerlingen kennen ten minste vier klimaatfactoren.

2. De leerlingen weten wat een klimaatgrafiek                is.

3. De leerlingen weten het verschil tussen klimaat en landschap.

Slide 6 - Tekstslide

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
Leerdoel 1
De leerlingen kennen de volgende klimaatzones en de Koppenclassificatie: tropisch, droog, gematigd, landklimaat en polair.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones (Köppen)
Bekijk de kaart en geef bij elke kleur aan welke klimaat erbij hoort:

1. Blauw
2. Paars
3. Groen
4. Geel
5. Oranje/rood

Slide 8 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones (Köppen)
Bekijk de kaart en geef bij elke kleur aan welke klimaat erbij hoort:

1. 
2.
3.
4.
5.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones
Tropisch klimaat (A) 

Kenmerken: 

Warm (gemiddeld boven 18°C), veel neerslag.

Voorbeelden: 

Amazonewoud (Brazilië), Indonesië, Congo.

Waarom?

Ligt rond de evenaar, waar de zon het hele jaar sterk schijnt.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones
Droog klimaat (B) 

Kenmerken: 

Weinig neerslag, vaak heet overdag en koud ’s nachts.

Voorbeelden: 

Sahara (Afrika), Gobiwoestijn (Azië).

Waarom? 

Wind en ligging ver van de zee zorgen voor weinig regen.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones
Gematigd klimaat (C) 

Kenmerken: 

Zachte winters en zomers, regelmatig neerslag.

Voorbeelden: 

Nederland, Frankrijk, VS (oostkust).

Waarom? 

Beïnvloed door zeeën en oceanen die de temperatuur matigen.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones
Landklimaat (D) 

Kenmerken: 

Koude winters, warme zomers, veel temperatuurverschil.

Voorbeelden: 

Rusland, Canada, Noord-China.

Waarom? 

Ligt ver van de zee, waardoor het ’s winters erg koud en ’s zomers warm wordt.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones
Polair klimaat (E) 

Kenmerken:

Koud het hele jaar, weinig neerslag (meestal sneeuw).

Voorbeelden:

Antarctica, Groenland, Noordpoolgebied.

Waarom? 

De zon schijnt laag aan de hemel en verwarmt de lucht nauwelijks.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones

Slide 15 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones (Köppen)
Aw
Warme temperaturen met droge en natte seizoenen.
Cf
Vochtig klimaat met gematigde temperaturen, hele jaar neerslag
Cs
Warme, droge zomers en milde, natte winters.
BS
Droge gebieden met geringe neerslag.
BW
Zeer droog klimaat met weinig tot geen neerslag.
Df
Koude winters, warme zomers, gelijkmatige neerslagverdeling.
EH
Koud klimaat op grote hoogte met veel sneeuw en ijs.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Klimaatzones (Köppen)

Slide 17 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Leerdoel 2

Je kan klimaatgrafieken interpreteren en uitleggen hoe klimaatfactoren zoals zee, wind en loefzijde invloed hebben op het klimaat.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Wat beïnvloedt het klimaat?
Klimaatfactoren zijn factoren die bepalen hoe het weer en klimaat in verschillende delen van de wereld zijn:

- Breedte ligging
- Hoogte verschillen
- Reliëf
- Windrichtingen
- Zeestromen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppel de klimaadiagrammen aan het juiste klimaat volgens Köppen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatfactoren op verschillende schaalniveaus
Madrid, Istanbul en New York liggen op ongeveer dezelfde breedtegraad maar hebben toch verschillende klimaten. 

Gebruik de volgende klimaatfactoren om te verklaren waarom het klimaat in deze steden verschilt:

Breedteligging – Welke invloed heeft de zoninval op de temperatuur?
Hoogteligging – Hoe beïnvloedt hoogteverschil de temperatuur en neerslag?
Ligging ten opzichte van zee – Hoe beïnvloeden oceanen en zeeën het klimaat?
Zeestromen – Welke invloed hebben warme of koude zeestromen?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het aan zee minder warm in de zomer dan in het binnenland?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het aan zee minder warm in de zomer dan in het binnenland?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft de Sahara zo weinig neerslag?


Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een tropisch klimaat in een klimaatgrafiek?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Wat -  
Hoe - 
Hoelang -  
Klaar? - 
Hulp nodig - 
Uitkomst - 



timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

hoogte
warmer
nat, droog
     Kleine afsluiting
Aw-klimaat
Cf-klimaat
Cs-klimaat
BS-klimaat
BW-klimaat
Df-klimaat
EH-klimaat
Klimaatzone
Landschapszone
Klimaatgrafiek

Slide 28 - Tekstslide

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
     Grote afsluiting
De leerlingen kennen de volgende klimaatzones en de Koppenclassificatie: tropisch, droog, gematigd, landklimaat en polair.


Je kan klimaatgrafieken interpreteren en uitleggen hoe klimaatfactoren zoals zee, wind en loefzijde invloed hebben op het klimaat.

Slide 29 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
retrieval practice

Slide 30 - Tekstslide

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies