Taal verkennen - blok 2

Taal verkennen - blok 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taal verkennen - blok 2

Slide 1 - Tekstslide

Tijden
Tegenwoordige tijd = nu
Verleden tijd = vroeger
Voltooide tijd = al gebeurd

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden
Tegenwoordige tijd: Marit speelt in het bos.
Verleden tijd: Marit speelde in het bos.
Voltooide tijd: Marit heeft in het bos gespeeld.

Slide 3 - Tekstslide

De kinderen maaien het gras.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 4 - Quizvraag

Lise heeft gisteren hard gewerkt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 5 - Quizvraag

Kas maakte een tekening.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 6 - Quizvraag

Onderwerp in een zin
Wie of wat doet het?

De gele trein komt aanrijden op het station.

Slide 7 - Tekstslide

Gisteren liep die aardige jongen naar de voetbal.

Slide 8 - Open vraag

Graast het schaap met de grote hoorns in de wei?

Slide 9 - Open vraag

Het meisje met de bruine vlechten zit lekker te tekenen.

Slide 10 - Open vraag

.......................... tekent met stift op het blad.

Slide 11 - Open vraag

........................... fietst over het fietspad.

Slide 12 - Open vraag

Meervoud maken
Je kan kiezen uit:
+ en
+ s
+ 's
+ eren
heid -> heden

Slide 13 - Tekstslide

de snelheid

Slide 14 - Open vraag

het kind

Slide 15 - Open vraag

de groente

Slide 16 - Open vraag

de oma

Slide 17 - Open vraag

de fiets

Slide 18 - Open vraag

Leestekens
Dubbele punt :
Aanhalingstekens '   ' 

Slide 19 - Tekstslide

Waar horen de leestekens?
Oma schilt het fruit een appel, een peer en een mango.

Slide 20 - Open vraag

Joris vraagt Kom je gezellig eten?

Slide 21 - Open vraag

Ik ben met de auto het regent buiten.

Slide 22 - Open vraag

Ik speel met mijn vrienden Ties, Bregje en Fayenne.

Slide 23 - Open vraag

De juf roept We gaan lekker buiten spelen!

Slide 24 - Open vraag

Ik heb zin in de vakantie we gaan naar het zwembad.

Slide 25 - Open vraag