Gouden weken herhaling week 2/3

Gouden weken, Wiederholung Woche 2 und 3:
werkwoorden/ bezittelijk VW/ Wortschatz 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Gouden weken, Wiederholung Woche 2 und 3:
werkwoorden/ bezittelijk VW/ Wortschatz 

Slide 1 - Tekstslide

  werkwoorden met stam op
                   -,s  -,z  -,ß

Slide 2 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Mein Opa (sitzen) oft im Garten.
A
sitze
B
sitzd
C
sitzt
D
sitzen

Slide 3 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Petra (tanzen) gerne.
A
tanze
B
tanzet
C
tanzen
D
tanzt

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Wir (reisen) nach Norwegen.
A
reist
B
reiset
C
reisen
D
reist

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op:
Ich (essen) gerne Eis.

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op:
Du (tanzen) echt sehr gut!

Slide 7 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk, onzijdig
B
vrouwelijk, onzijdig
C
meervoud,onzijdig
D
meervoud, vrouwelijk

Slide 9 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 10 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 12 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 13 - Quizvraag

 Vind de juiste vorm van haben und sein

Slide 14 - Tekstslide

het werkwoord 'haben'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 15 - Sleepvraag

Het werkwoord sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 16 - Sleepvraag

_______du Hunger???(haben)

Slide 17 - Open vraag

Ihr (haben) Reis gekauft

Slide 18 - Open vraag

Sie(u)_______Wurst mitgebracht.(haben)

Slide 19 - Open vraag

Vul aan: Wann ____ du Geburtstag? (haben)

Slide 20 - Open vraag

Du______ein Schüler.(sein)

Slide 21 - Open vraag

(sein)_____du auf Snapchat?

Slide 22 - Open vraag

Wir (sein)______nicht Zuhause.

Slide 23 - Open vraag

Er(sein) _______ein bisschen Blöd.

Slide 24 - Open vraag

Ende!

Slide 25 - Tekstslide