2024 - 1AG Plurals

Plural
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Plural

Slide 1 - Tekstslide


Ik weet hoe ik een Engels woord in het meervoud kan zetten.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 2 - Quizvraag

Singular: enkelvoud
Plural: meervoud

Slide 3 - Tekstslide

1. Algemene regel voor meervoud: 
woord + s                       1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 4 - Tekstslide

2. Woorden die eindigen op een sisklank
woord + es
                 
  1 dress    6 dresses
  1 box       3 boxes

Slide 5 - Tekstslide

Let op! 
Woorden die eindigen op een klinker + y krijgen gewoon een - s
          
  1 boy          3 boys
3. Woorden die eindigen op een medeklinker + y
-y verdwijnt en wordt - ies
                 
  1 bunny       4 bunnies

Slide 6 - Tekstslide

4. Woorden die eindigen op een f of fe
f/fe verdwijnt en wordt -ves
                 
     1 leaf             4 leaves  
Let op!
Woorden die eindigen op -ff krijgen gewoon een -s

     1 knife          5 knives
     1 cliff                4 cliffs

Slide 7 - Tekstslide

5. Woorden die eindigen op een medeklinker + o woord + es
                 
  1 hero      6 heroes
   1 photo       4 photos
Let op!
Sommige woorden die eindigen op + o krijgen gewoon een -s                 

Slide 8 - Tekstslide

6. Uitzonderingen

Slide 9 - Tekstslide

Baby
A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 10 - Quizvraag

Box
A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 11 - Quizvraag

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 12 - Quizvraag

Fish
A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 13 - Quizvraag

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 14 - Quizvraag

Cookie
A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes

Slide 15 - Quizvraag

Butterfly
A
Butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 16 - Quizvraag

Brush
A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 17 - Quizvraag

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 18 - Quizvraag

Pony
A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 19 - Quizvraag

Wife
A
wifes
B
wifies
C
wives
D
wife's

Slide 20 - Quizvraag

Recap aims

Slide 21 - Tekstslide


Ik weet hoe ik een Engels woord in het meervoud kan zetten.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 22 - Quizvraag

Practise
Unit 2.2 - ONLINE
Do assignment 2 




Slide 23 - Tekstslide