Les 4.1 Fictie (2)

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik wat een verhaallijn is en dat een                             verhaal twee of meer verhaallijnen kan hebben. Verder kan ik de                             tekstdoelen herkennen en weet ik dat een schrijver beeld en                                   opmaak (lay-out) gebruikt om een tekst op te laten vallen.

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik wat een verhaallijn is en dat een                             verhaal twee of meer verhaallijnen kan hebben. Verder kan ik de                             tekstdoelen herkennen en weet ik dat een schrijver beeld en                                   opmaak (lay-out) gebruikt om een tekst op te laten vallen.

Slide 1 - Tekstslide

Taalvoutje





   
Dat wordt voetballen in slow motion.

Slide 2 - Tekstslide

Actie:
• Bespreken toets 3.8 Spelling
• Instructie verhaallijn
• Nabespreken les 4.1 opdracht 1 - 9 en 11
• Afsluiting


Slide 3 - Tekstslide

Twee verhalen in één verhaal
De verhaallijn is alles wat een personage in een boek van begin tot eind meemaakt. Maar soms volg je in een boek twee of meer personages. Dan zijn er twee of meer verhaallijnen. Een schrijver gebruikt twee of meer verhaallijnen in een boek, omdat dat past bij het echte leven.

De verhaallijnen in een boek komen altijd bij elkaar. Als lezer weet je nooit wanneer en hoe dat gebeurt. Daardoor zorgen twee of meer verhaallijnen voor meer spanning in een boek.
Voorbeeld:
In een boek lees je over een jongen die uitkijkt naar een belangrijk voetbaltoernooi. Hij is erg zenuwachtig voor dit toernooi (verhaallijn 1). In het boek volg je ook het meisje op wie hij verliefd is en dat hem niet ziet staan (verhaallijn 2). De verliefdheid van de jongen heeft invloed op het toernooi dat hij gaat spelen. Hij weet dat het meisje komt kijken.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoelen
                               informeren: de lezer informatie geven - informatieve tekst
                                                         (nieuwsbericht, schoolboek)
                               amuseren:    de lezer vermaken - amuserende tekst   Tekstdoelen:                             (leesboek, stripverhaal)
                               overtuigen:  zorgen dat de lezer het met je eens is -                                                                                  betogende tekst (ingezonden brief, recensie)
                               activeren:      zorgen dat de lezer iets gaat doen/kopen - 
                                                          activerende tekst (advertentie, folder)

Slide 5 - Tekstslide

Beeld en opmaak
Een schrijver kan zijn tekst laten opvallen. Hij gebruikt daarvoor beeld en opmaak (lay-out). Dat is de manier waarop een tekst in vormgegeven. Bijvoorbeeld door:

  • de verdeling van de tekst over de bladzijde of het beeldscherm;
  • de soort letter en de grootte van die letter;
  • het gebruik van kleuren;
  • de plaatjes bij de tekst.

Vooral in reclamefolders en advertenties zijn beeld en opmaak belangrijk. Hiermee moet de aandacht van de lezer getrokken worden. Veel bedrijven hebben hun eigen logo, dat is het plaatje waaraan je het bedrijf herkent.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide