Thuisproefjes de huid en verdieping homeostase

Thuisproefjes
In deze lesson up ga je een paar proefjes/ minipractica doen thuis.

Aan de hand van deze proefjes leer je meer over je huid en hoe deze werkt.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thuisproefjes
In deze lesson up ga je een paar proefjes/ minipractica doen thuis.

Aan de hand van deze proefjes leer je meer over je huid en hoe deze werkt.

Slide 1 - Tekstslide

Uitvoeren
Bij het uitvoeren van sommige proefjes heb je de hulp van je ouders of broertje of zusje nodig.
Het zijn dingen die niet meer dan een kwartier duren dus dat kan wel.

Slide 2 - Tekstslide

Proefje 1 gevoeligheid van de huid
Deze proef moet je met twee personen doen.
benodigdheden:
  • Gebruikt voor de proef een passer met twee punten (een       tastpasser). 
  • Een theedoek om voor je ogen te doen.
  • Een lineaal om te meten hoe ver de passer uit elkaar zit 

Onderzoek verschillende huidgedeeltes:
vingertop,
bovenkant onderarm,
onderkant onderarm,
Knieholte,
wang.
Grote teen
Je kunt natuurlijk zelf nog andere huidgedeelten bedenken.

Slide 3 - Tekstslide

Uitvoering
Doe bij de proefpersoon een blindoek om zodat hij niet kan zien hoeveel punten er in de huid prikken.
Zet steeds voorzichtig twee punten op een gedeelte van de huid van de proefpersoon.
Laat de proefpersoon zeggen of hij/zij één of twee punten voelt.


Als de proefpersoon maar één punt voelt, maak dan de afstand tussen de passerpunten een beetje groter.
Als de proefpersoon twee punten voelt, maak je de afstand een beetje kleiner.

Ter controle kun je af en toe één passerpunt op de huid zetten.

Ga door tot je precies bepaald hebt wat de kleinste afstand is waarbij j de proefpersoon nog net twee punten voelt. Noteer die afstand in een tabel.

Slide 4 - Tekstslide

Resultaten 


Hoe groter de afstand is tussen twee punten waarin je niets waarneemt, hoe minder tastzintuigjes daar zitten en hoe minder gevoelig dat gedeelte van de huid is voor aanraking.

Geef met de cijfers 1 t/m 6 aan welk lichaamsdeel het gevoeligst is (1), welk minder gevoelig (6), enz.

Op welk huidgedeelte liggen de tastzintuigjes het dichts bij elkaar?
vingertop,
bovenkant onderarm,
onderkant onderarm,
Knieholte,
wang.
Grote teen
?

Slide 5 - Tekstslide

vingertop,
bovenkant onderarm,
onderkant onderarm,
Knieholte,
wang.
Grote teen
geef elk deel van de huid een nummer op basis van gevoeligheid
1
2
3
4
6
5

Slide 6 - Sleepvraag

In welk gedeelte van de huid liggen de tastzintuigen het dichtst bij elkaar?

Slide 7 - Open vraag

Warmte- en koudezintuigjes
Deze proef moet je met twee personen uitvoeren.
Zet met een pen een vierkantje van 3 x 3 cm op de onderarm van de proefpersoon.
Verdeel dit vierkant onder in hokjes van 0,5 x o,5 cm.

Benodigdheden:
  • Bakje met koud water
  • Bakje met warm water
  • 2 spijkers
  • Pen 

Slide 8 - Tekstslide

Uitvoering kou
Gebruik een spijker om te ontdekken waar de proefpersoon kou voelt, (laat de spijker eerst een tijdje in het bakje met koud water liggen, je kan ijs in het bakje doen.) 

  1. Druk met de spijker met de platte kant in alle kleine vierkantjes (niet hard duwen!).
  2. Laat de proefpersoon zeggen of het koud aanvoelt.
  3. Teken de tabel die de proefpersoon op zijn arm heeft over op papier
  4. Zet een blauwe stip in je tabel op je papier als de proefpersoon kou voelt.

Als je dat gedaan hebt kun je uitreken hoeveel koude zintuigen er in dat stukje huid zitten.
Dit doe je door de totale oppervlakte van de tabel op de arm te bereken(lengte x breete)
Deze oppervlakte deel je door het aantal punten dat de proefpersoon kou voelde.

Bereken hoeveel koudezintuigjes er per cm2 op je onderarm zitten.

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel koude zintuigen zitten er op je arm per cm2

Slide 10 - Open vraag

Uitvoering Warm
Gebruik een spijker om te ontdekken waar de proefpersoon warmte voelt, (laat de spijker eerst een tijdje in het bakje met warm/heet water liggen) 

  1. Druk met de spijker met de platte kant in alle kleine vierkantjes (niet hard duwen!).
  2. Laat de proefpersoon zeggen of het warm aanvoelt.
  3. Teken de tabel die de proefpersoon op zijn arm heeft over op papier
  4. Zet een rode stip in je tabel op je papier als de proefpersoon kou voelt.

Als je dat gedaan hebt kun je uitreken hoeveel koude zintuigen er in dat stukje huid zitten.
Dit doe je door de totale oppervlakte van de tabel op de arm te bereken(lengte x breete)
Deze oppervlakte deel je door het aantal punten dat de proefpersoon kou voelde.

Bereken hoeveel warmtezintuigen er per cm2 op je onderarm zitten.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel warmte zintuigen zitten er op je arm per cm2

Slide 12 - Open vraag

Verdieping 
Homeostage: het constant houden/op hetzelfde niveau houden van de stoffen in je bloed.
In de volgende slides zie je een stukje uitelg/ herhaling over insuline en glucagon.
Probeer de volgende vragen te maken

Slide 13 - Tekstslide

insuline
  • Als je teveel glucose in je bloed hebt wordt insuline afgegeven. 
  • insuline zorgt ervoor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en lever. Dit wordt dan bewaard voor later.
  • De hoeveelheid suiker in je bloed is nu lager!
             glucose => glycogeen

Slide 14 - Tekstslide

glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt er glucagon afgegeven.
  • Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
  • De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
          glycogeen => glucose

Slide 15 - Tekstslide

Jan gaat eten tijdens en na het eten komt er veel glucose in zijn bloed. Het lichaam wil niet ineens zoveel glucose in het bloed dus maakthet......................... aan.
Dit zorgt er voor dat de glucose word omgezet in..............

Dit word opgeslagen in de lever en spieren 
Zet de woorden op de juiste plek in de tekst
Insuline
Glycogeen

Slide 16 - Sleepvraag

Jan gaat sporten tijdens en na het sporten is er te weinig glucose in zijn bloed. Het lichaam wil niet ineens zo weinig glucose in het bloed dus maakthet......................... aan.
Dit zorgt er voor dat de glycogeen word omgezet in..............

Dit komt uit de lever en de spieren
Zet de woorden op de juiste plek in de tekst
glucagon
glucose

Slide 17 - Sleepvraag