Lezen hoofdstuk 3 - les 6

Leesvaardigheid
Lezen hoofdstuk 3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Lezen hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe je een inleiding en een slot herkent en kun je de hoofdgedachte van een tekst vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen hoofdstuk 3
  • Inleiding
  • Anekdote
  • Slot
  • Hoofdgedachte
  • Precies lezen

Slide 3 - Tekstslide

Feit of fictie?
  • Verzin drie uitspraken over leesvaardigheid
  • Eén van die uitspraken is NIET WAAR
  • Schrijf de drie uitspraken op in je schrift.
  • Gebruik als hulpmiddel je aantekeningenschrift
  • Zet achter jouw uitspraak of de uitspraak feit (waar)
    of fictie (niet waar) is.
  • 10 minuten de tijd
  • Klaar? Starten met opdracht 5 blz. 76

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Feit of fictie?
Lees een uitspraak voor.
Klas denkt na of de uitspraak waar of niet waar is.



Thuis: pak een groen voorwerp (= waar) en een rood
voorwerp (= niet waar). Houd dit voor de camera.
Klas: ga staan (= waar) of blijf zitten (= niet waar).

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 4 maken op blz. 76

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
1 eigen antwoord
2 Hij stelt vragen waarop je als lezer antwoord wilt hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
3 a geestelijke (al. 3): iemand in dienst van de kerk
b legende (al. 3): verhaal over een heilige waarin wonderen voorkomen
c duur komen te staan (al. 3): ervoor moeten boeten
d openlijk (al. 4): niet geheim
e uiten (al. 4): zeggen of laten blijken wat je denkt of voelt
f emigranten (al. 4): mensen die verhuizen naar een ander land
g commercie (al. 4): handel (om geld te verdienen)
h ingeburgerd (al. 5): aangepast aan een nieuwe omgeving

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
4 Met ongehuwde mannen had hij de grootste kans op een sterk leger en dat had hij nodig om zijn rijk te beschermen.

5 dat hij liefde belangrijker vond dan de wet

6 naar het gebruik om niet openlijk je liefde aan iemand te uiten

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
7 derde eeuw (268, 269 of 270) = op 14 februari wordt Valentijn (een Italiaanse bisschop of priester) gemarteld en vermoord
5e eeuw = paus Gelasius I verklaart 14 februari tot gedenkdag voor de heilige Valentijn
middeleeuwen = Valentijnsdag wordt vooral in Frankrijk & Engeland gevierd
17e eeuw = Engelse emigranten brengen Valentijnsdag naar Amerika
1969 = Sint Valentijn wordt van de heiligenkalender afgevoerd
Eind 20e eeuw  = Valentijnsdag wordt ook in de rest van Europa gevierd, inclusief Nederland

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
8 Het slot van de tekst bestaat uit alinea 6, want die alinea wordt kort samengevat wat er in de rest van de tekst staat (herkenbaar aan het signaalwoord ‘dus’).

9 C Valentijnsdag is waarschijnlijk genoemd naar een katholieke geestelijke en wordt in ons land nog maar kort gevierd.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Volgende les heb je een markeerstift bij je.

Slide 12 - Tekstslide