Spelling De Brug

Lesdoel

Herhalen spelling van persoonsvormen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel

Herhalen spelling van persoonsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Theorie:  herhalen theorie aanhalingstekens en dubbele punt en schrijven van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd
- Zelf aan de slag met opdrachten


Slide 2 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat voor een opsomming
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat voor een verklaring.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

  • Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen (de directe rede). En je gebruikt dan ook aanhalingstekens.

Slide 3 - Tekstslide

Dubbele punt en aanhalingstekens
Directe rede                                                                                    Indirecte rede
- Letterlijk wat iemand zegt                                                         -   Niet letterlijk 
- Aanhalingstekens                                                        -  In de zin staat het woord dat
- Dubbele punt                                                           - Bij een vraag staat het woord of

Sjoerd zegt: ‘Ik heb een lekke band.’              Sjoerd zegt dat Taco een lekke          ‘Ik heb een lekke band’, zegt Sjoerd.                                                  band heeft.
                                                                               Hij vraagt of Taco een lekke band heeft.















Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm
  • Wat is 'persoonsvorm'?
  • Kenmerken persoonsvorm
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.



Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Veranderen van tijd: Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat veranderd is de persoonsvorm.

Ik houd heel erg van een broodje kroket
Ik hield heel erg van een broodje kroket

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
Getalsproef: zet een zin die in meervoud staat in enkelvoud. Of zet een zin die in enkelvoud staat in meervoud. Het 
Het werkwoord dat mee veranderd is de persoonsvorm. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
Maak de zin vragend. Het werkwoord waarmee de zin begint, is de persoonsvorm.

Slide 9 - Tekstslide


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De stam
hele werkwoord: klimmen 
ik-vorm: -en -> klim

hele werkwoord: wrijven
ik-vorm: -en -> wrijv -> wrijf

Slide 12 - Tekstslide



Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag


Maken opdracht 4, 5, 6 en 7  blz. 268 en 269

Klaar: vergelijk je antwoorden met die van je buurman en pak anders je leesboek.

timer
7:00

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 3 - blz. 266
Opdracht 3
1 De gids legt uit: ‘Dit is het straatje van het schilderij van Vermeer.’
2 ‘Ik laat je nog weten hoe laat we vertrekken’, zegt Jasper.
3 Aiden roept: ‘Schiet eens een beetje op!’
4 Loek verklaart: ‘Ik heb het geld allang terugbetaald.’
5 ‘Dit is de kortste weg’, beweert Judith.
6 ‘Gisteren ben ik naar de film geweest’, vertelt Naomi.

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 4 - blz. 266
Opdracht 4
1 Carmen zegt dat ze niet van frisdrank met prik houdt.
2 Wout roept dat we/ze nog net op tijd komen.
3 Hannah vraagt of ik wel eens in Australië ben geweest.
4 Hope beweert dat we/ze zeker voor zes uur thuis zijn.
5 Dennis vraagt of ik meega naar dat concert.
6 Sue houdt vol dat ze het echt niet wist.


Slide 16 - Tekstslide