Les 16/03/2022 1B

Woordenschat H4 les 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H4 les 2

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten stillezen
Ga rustig op je plek zitten.
Zorg ervoor dat je telefoon in de telefoontas zit.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je nog?
- Herhaling theorie
- Werken aan de opdracht
- Snap je het?

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 en 2 op bladzijde 114 - 115

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Woordraad strategieën 

Slide 5 - Tekstslide

Welke woordraadstrategieën weet je nog?

Slide 6 - Woordweb

Wat is een synoniem van het woord 'onenigheid'

Slide 7 - Open vraag

Een omschrijving is een hele nauwkeurige beschrijving van een woord of begrip
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij de woordraadstrategie 'zoek een voorbeeld'?

Slide 9 - Open vraag

Herhaling theorie 

Slide 10 - Tekstslide

Woordstrategie: zoek een tegenstelling
Soms kun je de betekenis van een woord vinden doordat er een tegenstelling in de tekst staat.

  • De wiskundetoetsen voor havo en vwo zijn identiek, maar de beoordeling is verschillend. 

Slide 11 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling
Tegenstellingen kun je herkennen aan de vorm:
     - Het basiswoord + voorvoegsel: a-, on-, il-, -in-, im-, ir-
         voorbeeld: sociaal - asociaal, 
                                 relevant - irrelevant
                                 zorgvuldig - onzorgvuldig
                                 actief - inactief
         Deze voorvoegsels geven het woord de betekenis: niet- 

Slide 12 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling 
Tegenstellingen kun je herkennen aan:
- Vervanging van het voorvoegsel:
   voorbeeld: behandelen - mishandelen,
                          toename - afname, 
                          invoer - uitvoer.

Slide 13 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling
Tegenstellingen kun je herkennen aan:
     - Een heel ander woord.
        voorbeeld: flauw - scherp,
                                ruw - kalm/zacht,
                                rijk - arm
                                klassiek - modern,
                                aanvallen - verdedigen

Slide 14 - Tekstslide

Zoek een tegenstelling 
Tip: Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord

         maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, 
         aan de andere kant, tegenover

Slide 15 - Tekstslide

De groep jongeren deed erg asociaal tegen de conducteur.
Wat betekent asociaal?

Slide 16 - Open vraag



 onzorgvuldig 


       recent


gedetailleerd 


inactief
zorgvuldig 
lang geleden
globaal
actief 

Slide 17 - Sleepvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstelling?

Slide 18 - Open vraag

Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 3, 4, 5 en 7 
Waar? Bladzijde 115 - 116
Hoe? Zelfstandig en stil 
Tijd? 10 minuten
Wanneer? Het is huiswerk voor 23 maart 2022
Vragen? Wacht even met stellen totdat ik langs loop 
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek

Slide 19 - Tekstslide

Wat weet ik?
Schrijf voor jezelf op:

- Waaraan kan je een tegenstelling herkennen?

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 3, 4, 5 en 7 van bladzijde 115 - 116 moet volgende week woensdag (23/03) af zijn.

Schrijf dit op in je plenda.


Slide 21 - Tekstslide