Persoonsvorm verleden tijd (vt)
Reguliere werkwoorden: - en + de(n).
wandelen-wandel-wandelde afronden-afrond- afrondde
Zwakke werkwoorden: -en+ te (n) (Dus als het hele werkwoord-en eindigt op een van de letters uit 't sexy fokschaap
kuchen-kuch-kuchten fietsen-fiets-fietste grazen-graz-graasde
Sterke (onregelmatige) werkwoorden veranderen van klank. Deze woorden moet je kennen/leren.
Let op: Een persoonsvorm in de verleden tijd spel je nooit met dt!