12.1: Eigenschappen doorgeven

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom V2A
timer
3:00
  • Doe je kauwgom in de prullenbak
  • Eten en drinken in je tas
  • Hang je jas over je stoel
  • Doe je telefoon en oordopjes in je tas


  • Pak je boek
  • Pak een schrift
  • Pak een pen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

12.1: Eigenschappen doorgeven

Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht: 
Stamboom maken
- Maak een stamboom van je eigen familie
- Kies een eigenschap (oogkleur, haarkleur o.i.d.) 
- Geef dit aan met een kleurtje
- Maak een legenda met wat elke kleur is
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kom je aan blauwe ogen?
- Moeder heeft twee allelen voor blauwe ogen

- Vader heeft twee allelen voor blauwe ogen

Wat is voor beiden het genotype?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kom je aan blauwe ogen?
- Twee verschillende allelen: heterozygoot

- Twee dezelfde allelen: homozygoot

Wat is vader? Wat is moeder? Wat is kind?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kom je aan blauwe ogen?
Iedereen heeft dezelfde allelen, iedereen heeft dezelfde oogkleur

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kom je aan blauwe ogen?
Niet dezelfde allelen, niet dezelfde oogkleur

- Sommige allelen zijn 'sterker' (dominant) dan andere (recessief)

Welk allel is hier dominant?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noteer je erfelijke eigenschappen?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zien de nakomelingen er uit?

Slide 11 - Tekstslide

Oefening 1
Twee ouders zijn allebei homozygoot, ze hebben allebei blauwe ogen. Bruin is dominant over blauw. Wat is de kans dat ze een kind krijgen met bruine ogen?

Slide 12 - Tekstslide

Oefening 1

1. Wat is het genotype van de ouders? 
2. Welke allelen hebben ze?
3. Maak een kruisingsschema 
4. Wat is de kans op een kind met bruine ogen?
Kruisingstabel
a
a
a
aa (blauw)
aa (blauw)
a
aa (blauw)
aa (blauw)
De kans op een kind met bruine ogen is 0/4, dus 0%

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 2
Twee ouders zijn allebei heterozygoot voor oogkleur. Bruin is dominant over blauw. Wat is de kans dat ze een kind krijgen met blauwe ogen?

Slide 14 - Tekstslide

Oefening 2

1. Wat is het genotype van de ouders? 
2. Welke allelen hebben ze?
3. Maak een kruisingsschema 
4. Wat is de kans op een kind met blauwe ogen?
Kruisingstabel
A
a
A
AA (bruin)
Aa (bruin)
a
Aa (bruin)
aa (blauw)
De kans op een kind met blauwe ogen is 1/4, dus 25%

Slide 15 - Tekstslide

Oefening
Kort haar (A) is dominant over lang haar (a) in konijnen. Een heterozygoot en homozygoot dominant konijn gaan paren.
Maak een kruisingstabel. Welke fenotypen kan je verwachten?

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
1. Wat is het genotype?
Aa en AA
2. Welke allelen hebben ze?
Konijn 1: A en a, konijn 2: A en A
3. Maak een kruisingsschema
Kruisingstabel
A
a
A
AA (kort haar
Aa (kort haar)
A
AA (kort haar)
Aa (kort haar)
Welk fenotype kan je verwachten? Kort haar.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welkom V2A
timer
3:00
  • Doe je kauwgom in de prullenbak
  • Eten en drinken in je tas
  • Hang je jas over je stoel
  • Doe je telefoon en oordopjes in je tas


  • Pak je boek
  • Pak een schrift
  • Pak een pen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Kies de juiste definities bij de juiste begrippen
Het allel dat onderdrukt kan worden (zwakker)
Het overheersende allel (sterker)
twee verschillende allelen voor een eigenschap
Twee dezelfde allelen voor een eigenschap
Zichtbare eigenschappen van een organisme
De allelen die een organisme heeft voor een eigenschap
Fenotype
Genotype
Heterozygoot
Homozygoot
Recessief
Dominant

Slide 22 - Sleepvraag

Als iemand het genotype BB heeft, dan is die persoon...
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot dominant
C
Heterozygoot recessief
D
Homozygoot recessief

Slide 23 - Quizvraag

Als iemand het genotype Bb heeft, dan is die persoon ...
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot dominant
C
Heterozygoot recessief
D
Homozygoot recessief

Slide 24 - Quizvraag

Waarom kan iemand niet heterozygoot dominant/recessief zijn?

Slide 25 - Open vraag

Wat als allelen even sterk zijn?
Dus de allelen zijn niet dominant of recessief.
Welk fenotype?

Slide 26 - Tekstslide

Hoe ontstaan er drie of meer fenotypen?
  • Intermediair --> 3 fenotypen, beide allelen zijn 'even sterk'. Als beide allelen aanwezig zijn, ontstaat een tussenvorm. Noteren we als volgt: KzKw
  • Co-dominant --> 1 gen met meerdere allelen:  bloedgroepen. Beide allelen komen tot uiting. 

Slide 27 - Tekstslide

Intermediair

Slide 28 - Tekstslide

Co-dominantie

Slide 29 - Tekstslide

Opdrachten maken
Jullie krijgen werkblad.
In tweetallen maken

Slide 30 - Tekstslide