Blok 1, grammatica 3B

Lesplanning
Lesdoel
Voorkennis ophalen
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
Lesdoel
Voorkennis ophalen
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je de verschillende werkwoordsvormen.
- Aan het einde van de les weet je hoe je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp vindt.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm? Er zijn drie manieren.

Slide 3 - Open vraag

Een persoonsvorm is altijd een:
A
werkwoord
B
persoon
C
levend wezen (mens, dier)
D
zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een heel werkwoord
A
Een werkwoord met -en erachter
B
Een werkwoord zonder -en erachter
C
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord?
A
Liep
B
Liepen
C
Loop
D
Lopen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
de persoonsvorm in de zin
B
woorden die meestal op ge beginnen
C
de werkwoorden in de zin die geen persoonsvorm zijn
D
werkwoorden in de wij-vorm

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 9 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Maak opdr. 1
Zelfstandig
Stilte
10 minuten
Daarna nakijken
Vragen? Steek je vinger op

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Slide 14 - Open vraag

hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
is de persoonsvorm + alle andere werkwoorden 
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Sleepvraag

Overzicht theorie
Persoonsvorm (altijd een werkwoord)
  1. Vraagzin maken
  2. Zin van tijd veranderen
  3. Zin van getal (enkelvoud/meervoud) veranderen

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin

Onderwerp: wie/wat + gezegde

Slide 16 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Maak opdracht 3 (blz. 22)
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Iets voor jezelf
Na 10 minuten nakijken 

Slide 17 - Tekstslide

Lesplanning 
Nakijken
Lesdoel
Voorkennis ophalen
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je hoe je het lijdend voorwerp in de zin kan vinden.

Slide 19 - Tekstslide


Hoe vind je het lijdend voorwerp?
timer
0:30
A
Alle werkwoorden in de zin
B
De vraag: wie (of wat) + persoonsvorm
C
De zin in een andere tijd zetten
D
De vraag: wie (of wat) + gezegde + onderwerp

Slide 20 - Quizvraag

Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
Werkwoordelijk
gezegde
Eerste werkwoord in de zin
Wie/wat + wwg + ond?
Wie/wat + wwg?
Alle werkwoorden in de zin

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
een zin

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Kan jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?



A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 23 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Maak opdracht 4 (blz. 23)
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Iets voor jezelf
Na 15 minuten nakijken 

Slide 24 - Tekstslide

Lesplanning
Lesdoel
Voorkennis ophalen
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van de les weet je het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin en kun je de kennis toepassen in de opdrachten.

Slide 26 - Tekstslide

Enkelvoudig en samengesteld
Enkelvoudige en samengestelde zin

Waaraan kan je zien of iets een enkelvoudige of samengestelde zin is?

  • Enkelvoudige in: 1 persoonsvorm
  • Samengestelde zin: meerdere persoonsvormen

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm? Noem de beste manier.

Slide 28 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn neefje zegt dat hij dat ook vindt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 29 - Quizvraag

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn telefoon gaat om de haverklap.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 30 - Quizvraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 31 - Quizvraag

Wat ga je doen?
Maak opdracht 7 (blz. 24)
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Iets voor jezelf
Na 15 minuten nakijken 

Slide 32 - Tekstslide