Herhalen hoofdstuk 1 t/m 3 (B)




Hoofdstuk 1: Wat zijn massamedia?



In deze les behandelen we de deelvragen:
  • Wat is communicatie?
  • Wat zijn massamedia?

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les




Hoofdstuk 1: Wat zijn massamedia?



In deze les behandelen we de deelvragen:
  • Wat is communicatie?
  • Wat zijn massamedia?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide




Hoofdstuk 2: Internet


In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Wat doen we allemaal met internet?

Slide 9 - Tekstslide

De handige kanten van internet
Internet heeft handige kanten, zoals:
  1. Je kunt snel informatie zoeken en vinden.
  2. er is veel interactie mogelijk.
  3. er zijn sociale media.
  4. er wordt geld mee verdiend.

Slide 10 - Tekstslide





1. Informatie zoeken + vinden
Dankzij internet heb je toegang tot heel veel informatie. Met een zoekmachine als Google en Wikipedia kan je deze informatie ook nog eens snel vinden.
2. veel interactie mogelijk.
Op internet is iedereen tegelijk ontvanger én zender (bijvoorbeeld: als je een email stuurt ben je zender, als je een mail krijgt ben je ontvanger).

We noemen internet daarom een interactief medium.
Interactie = wisselwerking = op elkaar kunnen reageren.


Dankzij internet is communicatie vaak meerzijdig (je bent zender én ontvanger)

Slide 11 - Tekstslide

3. sociale media
sociale media = alle internetmedia waarmee je informatie met andere kan delen.

sociale media die speciaal gericht zijn op het maken van contact, heten sociale netwerksites.
netwerk = dat mensen met elkaar verbonden zijn







sociale media zijn dus een manier om met anderen in contact te komen. En om contact te blijven houden! Bijvoorbeeld ook blogs (= online dagboek) en sommige games (als je tegen elkaar speelt)

4. Er wordt geld mee verdiend.
Je kan dingen kopen via internet, zoals muziek of kleding, in veel webwinkels. Bijvoorbeeld:

Via sites als marktplaats.nl en speurders.nl kun je spullen aan anderen verkopen.

Slide 12 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van internet
Op internet kan je dus snel informatie vinden, maars het is lastig dat je niet altijd weet of het waar is wat er staat. Omdat je niet altijd weet wie de informatie heefte geschreven.

Probeer jezelf daarom altijd de volgende vragen te stellen als je iets leest:
  1. Wie heeft het geschreven? 
  2. Welk beroep heeft deze persoon?
  3. Met welk doel is het geschreven (waarom heeft hij/zij het geschreven)?

Slide 13 - Tekstslide



Hoofdstuk 3: Kranten en tijdschriften



In deze les behandelen we de deelvraag:
  • Welke soorten kranten en tijdschriften zijn er?

Slide 14 - Tekstslide

Kranten
Er zijn twee verschillende soorten gedrukte media:
  1. kranten
  2. tijdschriften. 

Kranten verschijnen elke dag.
Elke krant heeft een eigen doelgroep.

doelgroep = groep mensen met bepaalde eigenschappen.
voorbeelden van doelgroepen: mannen, vrouwen, ouderen, jongeren, mensen met kinderen, mensen die van sport houden, mensen met huisdieren, enzovoort...

Slide 15 - Tekstslide


Verschil tussen landelijke dagbladen en regionale dagbladen:
dagblad = ander woord voor krant.
  • Landelijke dagbladen: De doelgroep van landelijke kranten bestaat uit alle mensen in Nederland. Ze brengen namelijk nieuws uit heel Nederland en het buitenland. Bijvoorbeeld: Telegraaf, Volkskrant, Trouw
  • Regionale dagbladen: De doelgroep van regionale dagbladen bestaat uit mensen uit een bepaald gebied. Ze brengen minder nieuws uit Nederland en meer nieuws uit de buurt. Bijvoorbeeld: Noord-Hollands dagblad, Purmerends Nieuwsblad.

Slide 16 - Tekstslide

Populaire kranten en kwaliteitskranten
Er zijn verschillende soorten landelijke kranten: populaire kranten en
Kwaliteitskranten.

De verschillen zijn:
Kwaliteitskranten:
  1. Doelgroep: mensen met een hogere opleiding, die meer geld verdienen.
  2. Inhoud: schrijven meer over serieus nieuws zoals politiek en milieu.
  3. Opmaak: ziet er saaier uit(minder grote foto's.), vaak moeilijke woorden en lange zinnen.

Voorbeeld van kwaliteitskrant is: Volkskrant.






Populaire kranten:
  1. Doelgroep: breed publiek (= veel verschillende soorten mensen).
  2. Inhoud: schrijven meer over sensatie, bijvoorbeeld misdaad, sport, ongelukken.
  3. Opmaak: grote foto's en koppen. Korte artikelen, makkelijker te lezen

Voorbeeld van populaire krantis: Telegraaf.

let op! het is niet zo dat de ene soort krant beter is dan de andere, het is alleen voor een ander doelgroep.


Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld kwaliteitskrant: Veel teksten (lange teksten...). Minder sensatie.
Voorbeeld populaire krant: Grote teksten... Veel fotos en grote fotos! 

Slide 18 - Tekstslide

Tijdschriften
Tijdschriften hebben een aantal kenmerken:
  • Ook een tijdschrift wordt gemaakt voor een doelgroep (bijvoorbeeld mensen die van voetbal houden of jongeren).
  • Een tijdschrift verschijnt niet elke dag, zoals een krant, maar elke week of elke maand.
 

Slide 19 - Tekstslide

Kranten en tijdschriften van nu
Voor de meeste kranten moet je betalen.
Maar Nederland heeft ook een gratis krant,
Metro. Die geld verdient met advertenties.

Kranten bestaan allang niet meer alleen op papier. Via internet kun je de hele dag het laatste nieuws lezen, omdat iedere krant een website heeft. Ook websites zoals nu.nl verzamelen nieuws.
Veel kranten en tijdschriften hebben het moeilijk. Je moet ervoor betalen, terwijl je op internet heel veel gratis kunt lezen en bekijken.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide