(2) Capítulo 1 - lidwoorden-meervoudvormen+ ser+vocabulario
1 / 31
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor type regelmatige werkwoorden kennen wij in het Spaans?
A
UR-AR-OR
B
AR- ER
C
AR-ER-IR
D
ER-IR
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De "presente" heet in het Nederlands de...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
presente perfecto
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
1. Tú................español en clase.
A
hablas
B
habla
C
hablo
D
hablan
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?
A
Ik snap het helemaal
B
Ik snap het goed
C
Ik snap het een beetje
D
Ik snap het niet
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans
hoofdstad
vriendin
muur
zeewier
neef
illusie
vader
oma
S
ES
capital
amiga
alga
pared
primo
ilusión
padre
abuela
Slide 8 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal: Zijn
A
Hablar
B
Llamarse
C
Tener
D
Ser
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
namen van mensen
meerdere antwoorden mogelijk
meerdere antwoorden mogelijk
A
ella of él
B
ella
C
usted
D
él
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Naam + jij is ...
A
zij-meervoud
B
zij- enkelvoud
C
wij vorm
D
jullie
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Naam + ik is ...
A
zij-meervoud
B
zij- enkelvoud
C
de jullie vorm
D
de wij vorm
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Video
Ser = zijn
Ser de = komen uit
Soy Josefina
Soy de Málaga
Sleep de persoonlijke voornaamwoorden naar de juiste plek!
es el director Boersma.
Eva y yo de Holanda.
Seth y Leen mis estudiantes.
Juliette amiga de Maud.
Vosotros amigos de Thijmen.
soy de Madrid.
¿ eres de Holanda o de España?
zijn zijn
jij bent
jullie zijn
ik ben
wij zijn
zij is
u bent
Slide 15 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het meervoud van : el hotel
A
el hotels
B
el hoteles
C
los hotels
D
los hoteles
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het meervoud van : la afición
(aandachtspuntje: in het meervoud verdwijnt het accentje op de -o)
(aandachtspuntje: in het meervoud verdwijnt het accentje op de -o)
A
las aficions
B
les aficions
C
las aficiones
D
les aficiones
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe maak je een meervoudsvorm van woorden in het Spaans?
(Er zijn 2 goede antwoorden)
(Er zijn 2 goede antwoorden)
A
Woorden die eindigen op een klinker (o/e/i/a/u), krijgen in het meervoud +s.
B
Woorden die eindigen op een klinker (o/e/i/a/u), krijgen in het meervoud +ses.
C
Woorden die eindigen op een klinker, krijgen in het meervoud +eses.
D
En woorden die eindigen op een medeklinker, krijgen in het meervoud +es
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zet de juiste vorm van SER in de zin. Soy - eres - es - somos - sois - son
1. ¿Tú ___________ holandés? 6. Nosotros___________ colombiana.
2. ¿Vosotros___________holandés? 7. Ellos __________ de Holanda.
3. ¿Eva _________ española, Teresa? 8. Sophie __________ de Huizen.
4. Melisa y Zanna ___________ argentinos. 9. Jaira y Silke __________ de Huizen.
5. Senne y yo___________ holandeses. 10. Quinty y Boaz __________ de Huizen.
Slide 19 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
*** oveja****
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 20 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
*** localidad****
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 21 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
***comprador****
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 22 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
***canción****
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 23 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
***oso****
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 24 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het meervoud op van de woorden met de juiste lidwoorden in het Spaans.
****hombre***
Lidwoord-enkelvoud Lidwoord- meervoud. Woord in het meervoud
(1)................................... (2)................................. (3).............................................
Slide 25 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 26 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Los números : Maak de sommen.
1. diez + dos = 4. catorce + tres =
2. ocho + once = 5. nueve + cinco =
3. cinco + doce = 6. quince + tres =
Slide 27 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf de nummers voluit op met woorden in het Spaans.
15 - 20 - 9 - 16 - 4 - 17 - 4
15 - 20 - 9 - 16 - 4 - 17 - 4
Slide 28 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Woordenschat hoofdstuk 1 "Vacaciones en la playa"
Vertaal: SP-NL
1. me llamo:....................................... 2.)Cerca de:.................. 3.) tiene 14 años:.............................
4.)Vamos:....................................... 5.) Tú:................................. 6) vosotros:............................
Vertaal: SP-NL
1. me llamo:....................................... 2.)Cerca de:.................. 3.) tiene 14 años:.............................
4.)Vamos:....................................... 5.) Tú:................................. 6) vosotros:............................
Slide 29 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
1. la ciudad - la canción - la amiga - el libro.
2. francés - español - España - holandés.
3. tengo- - tenemos - vamos. tiene
Slide 30 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 31 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
